Artikel 176: Uitgaven voor onderzoek en investeringen - Hoofdinhoud
-
1.De toewijzingen ten behoeve van uitgaven voor onderzoek en investeringen omvatten, binnen de grenzen van de programma's of van betalingsbeschikkingen die op grond van dit Verdrag eenstemmigheid van de Raad vereisen:
-
a)vastleggingskredieten ter dekking van een op zich zelf staand deel, dat een samenhangend geheel vormt,
-
b)betalingskredieten die de hoogste grens vormen der uitgaven welke jaarlijks ter dekking van vastgelegde verplichtingen aangegaan krachtens a) kunnen worden geboekt.
-
-
2.Het vervalboek van de vastgelegde verplichtingen en de betalingen wordt als bijlage opgenomen bij de overeenkomstige ontwerp-begroting, voorgesteld door de Commissie.
-
3.De kredieten ter dekking van de uitgaven voor onderzoek en investeringen worden ingedeeld in hoofdstukken, waarin de uitgaven worden gegroepeerd naar hun aard en bestemming en voor zover nodig onderverdeeld overeenkomstig het ter uitvoering van artikel 183 i vastgestelde reglement.
-
4.De beschikbare betalingskredieten worden naar het volgende dienstjaar overgedragen bij beschikking van de Commissie voor zover door de Raad niet anders wordt besloten.
Dit artikel regelt de begroting voor onderzoek en investeringen. De regeling voor de opstelling hiervan sluit, aan bij de in Frankrijk en België gevolgde methode, welke afwijkt van de Nederlandse. In de eerstgenoemde landen wordt namelijk voor een project of een op zich zelf staand gedeelte daarvan, waarvan de uitvoering verscheiden jaren zal vergen, een het gehele project omvattende begrotingspost opgenomen.
In het Verdrag wordt gesproken over vastleggingskredieten. Deze begrotingspost houdt niet de bevoegdheid in om betalingen te verrichten, doch wel om meerjarige contracten aan te gaan ter uitvoering van dat project. De eigenlijke betalingen mogen echter gedurende een jaar slechts plaatsvinden volgens de posten, die daarvoor jaarlijks als betalingskredieten op de begroting zijn uitgetrokken. Men kan de vastleggingskredieten dus opvatten als een verplichting om te zijner tijd jaarlijks de nodige middelen beschikbaar te stellen. De leveranciers en aannemers vinden hierin bij het aangaan van hun langjarige contracten de nodige zekerheid.