Artikel 177: Bepalingen bij vaststelling jaarlijkse begroting - Hoofdinhoud
-
1.Het begrotingsjaar begint op 1 januari en sluit op 31 december.
-
2.Elke instelling van de Gemeenschap maakt een raming op van haar administratieve uitgaven. De Commissie groepeert die ramingen in een voor-ontwerp van huishoudelijke begroting. Zij voegt daaraan een advies toe, dat afwijkende ramingen mag inhouden. Zij bereidt bovendien het voor-ontwerp van begroting voor onderzoek en investeringen voor.
De Commissie moet de voor-ontwerpen van begrotingen uiterlijk op 30 september van het jaar dat aan de uitvoering ervan voorafgaat, aan de Raad voorleggen.
De Raad raadpleegt de Commissie en, in voorkomende gevallen, de andere betrokken instellingen telkens wanneer hij van deze voor-ontwerpen wenst af te wijken.
-
3.De Raad stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de ontwerpbegrotingen vast en zendt deze vervolgens aan de Vergadering.
De ontwerp-begrotingen moeten uiterlijk op 31 oktober van het jaar dat voorafgaat aan de uitvoering ervan, aan de Vergadering worden voorgelegd.
De Vergadering heeft het recht aan de Raad wijzigingen in de ontwerpbegrotingen voor te stellen.
-
4.Indien de Vergadering binnen een termijn van een maand na voorlegging van de ontwerp-begrotingen haar goedkeuring heeft verleend of indien zij geen advies aan de Raad heeft gezonden, worden de ontwerp-begrotingen geacht definitief te zijn vastgesteld.
Indien de Vergadering binnen die termijn wijzigingen heeft voorgesteld, worden de aldus gewijzigde ontwerp-begrotingen aan de Raad gezonden. Deze beraadslaagt daarover met de Commissie en, in voorkomende gevallen, met de andere betrokken instellingen en stelt de begrotingen met gekwalificeerde meerderheid van stemmen definitief vast binnen de grenzen van de programma's of de betalingsbeschikkingen die op grond van dit Verdrag door de Raad met eenparigheid van stemmen worden vastgesteld.
-
5.Voor de aanvaarding van de begroting voor onderzoek en investeringen worden de door de leden van de Raad uitgebrachte stemmen als volgt gewogen:
België ....... 9
Duitsland .... 30
Frankrijk .... 30
Italië ....... 23
Luxemburg .... 1
Nederland .... 7
De besluiten komen tot stand, wanneer zij ten minste 67 stemmen hebben verkregen.
De verschillen met artikel 203 van het Verdrag van de Europese Economische Gemeenschap i komen voort uit de verdeling van de begroting van Euratom in een huishoudelijke begroting en in een begroting voor onderzoek en investeringen en het ontbreken van het Sociale Fonds (zie lid twee, in lid 4 en lid. 5).
De toevoeging in lid 4 komt voort uit artikel 215 i, waarin, behoudens eenstemmig besluit van de Raad, het eerste in vijf jaar uit te voeren onderzoeken onderwijsprogramma niet meer dan 215 miljoen E.B.U.-eenheden mag kosten.
Zoals uit lid 5 kan worden opgemaakt, is het aandeel der stemmen van Nederland bij de vaststelling van de begroting voor onderzoek en investeringen door de Raad zeven van de honderd overeenkomstig het Nederlands aandeel in de begroting. Deze begroting wordt aangenomen met 67 stemmen vóór.