VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking - Hoofdinhoud
Ik sprak op 9 december in de Tweede Kamer over het VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. U vindt mijn spreektekst hieronder. Nota bene: bij afwijking geldt uitsluitend de gesproken tekst
Een paar jaar geleden, in de tijd dat ik woordvoerder zorg was hier in de Tweede Kamer, was ik aanwezig bij een concert van United bij Music in Sliedrecht. Het bijzondere aan dit concert was dat alle musici mensen waren met een beperking. Daar was echter op het podium niets van te merken. Er waren mensen overgevlogen uit de Verenigde Staten en andere delen van de wereld die samen met de Nederlandse muzikanten de sterren van de hemel speelden. Ik zat in de zaal en ik wist echt niet wat ik hoorde. Aan het einde van de avond betrad een van de artiesten het podium. Hij sprak de zaal toe. Hij zei “voor jullie ben ik iemand met een beperking. Ik zou zo graag willen dat jullie het woord beperking zouden vervangen door het woord eigenschap. Mijn beperking is dat ik autistisch ben. Maar als mijn eigenschap is dat ik autistisch ben dan ga je op een andere manier naar me kijken.”
Het maakte diepe indruk op de zaal. Toen ik er later met anderen over sprak, hoorde ik ook een andere kant. Noem wat ik heb gewoon bij de naam, dan weet je ook dat ik extra moeite moet doen.
Hoe je mensen ook noemt, mensen met een beperking zijn mensen die volwaardig deel uit willen maken én maken van onze samenleving. Net als alle andere mensen die restaurants en musea bezoeken, werken, boodschappen doen, uitgaan. Ook vandaag de dag, óók in Nederland, lopen zij tegen obstakels aan, figuurlijk maar vaak ook letterlijk. Het is daarom goed dat dat we vandaag stilstaan bij het VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. Ik denk dat het een belangrijke stap is in de emancipatie van mensen met een beperking en emancipatie is een kernwaarde van de VVD.
De VVD deelt dan ook het streven naar die inclusieve samenleving. Een samenleving waarin iedereen mee kan doen.
Wij nemen daarin graag onze verantwoordelijkheid. Dat mensen belangrijker zijn dan systemen, dat het systeem er voor de mensen is en niet andersom, is een hele belangrijke drijfveer bij een aantal belangrijke hervormingen die wij de afgelopen jaren hebben gerealiseerd. Ik doel op de decentralisaties. Alle randvoorwaarden zijn aanwezig om mensen niet meer te reduceren tot een afvinklijstje maar ze volwaardig van dienst te kunnen zijn. Immers zoveel mensen zoveel wensen, en in het geval van mensen met een beperking zoveel mogelijkheden en helaas ook zoveel onmogelijkheden.
Bij de algemene politieke beschouwingen van 2014 heeft de VVD aandacht gevraagd voor het verhaal van Tim die tegen de muren op liep van organisaties als hij met zijn specifieke zorgvraag bij de gemeente, het UWV of zijn werkgever kwam. En ook afgelopen donderdag, op wereldgehandicaptendag, hoorden we van mensen die zelf heel veel praktijkervaring hebben, hoe vervelend het is als je zoveel tijd kwijt bent aan het organiseren van dingen die voor anderen binnen handbereik liggen. Soms gaat het om materiële zaken. Zoals de lange tijd dat het kan duren om een rolstoel aan te vragen. Of de extra reistijd die je hebt als je niet op het station in je woonplaats in de trein kunt stappen, maar naar een naastgelegen plaats moet omdat daar wel assistentie verleend wordt. Maar door alle verhalen heen is ook het pleidooi voor erkenning te beluisteren. Praat niet over mijn hoofd heen met degene die mijn rolstoel duwt.
Ga niet lachen als ik anders praat als jij. Sla me niet over als je enquêteert op straat. Dit vind ik hele terechte pleidooien waar we allemaal binnen en buiten de politiek verantwoordelijkheid hebben. En een deel van die verantwoordelijkheid beleggen we ook in wetgeving.
Het VN verdrag voor de rechten van mensen met een beperking is een programmatisch verdrag. Dat betekent dat staten elkaar aan kunnen spreken over de uitvoering van wat ze beloofd hebben. Dat dit verdrag door zo veel landen is ondertekend is van belang voor mensen met een beperking die nog niet overal ter wereld een volwaardige positie hebben. Heel vaak hoor je; in Nederland is alles wel goed geregeld. En voor een groot deel is dat ook zo. Toch zijn er ook in Nederland nog zaken voor verbetering vatbaar.
De vraag voor de VVD is in hoeverre die verbeteringen moeten leiden tot wetswijzigingen of dat het vragen zijn die in de samenleving beantwoord moeten worden. Wat ons betreft is de regering met een afgewogen voorstel naar de Tweede Kamer gekomen. Men is met een stofkam door de Nederlandse wetgeving gegaan met het VN verdrag in de hand en er is gekeken waar aanpassingen nodig zijn in Nederlandse wet en regelgeving. Op een aantal vlakken stelt de regering wijzigingen voor. De VVD is akkoord met deze zienswijze van de regering en de wijze waarop ze uitvoering heeft gegeven aan die aanpassingen. Daarbij vraag ik aandacht voor het samenspel tussen internationale regelgeving en onze eigen nationale wetgeving. Het moge duidelijk zijn dat internationale verdragen gevolgen hebben voor wat wij hier in Nederland doen.
De VVD is er van overtuigd dat wij hier zelf het primaat moeten houden over wat welke wetten wij mensen voorschrijven en welke niet.
Terecht heeft de regering aangegeven dat het verdrag geen rechtstreekse werking heeft en dat de artikelen niet een ieder verbindend zijn met uitzondering van die zaken die reeds in een andere verdrag zo zijn aangegeven. Immers met de decentralisaties en de wetgeving waar mensen met levenslange en levens brede zorg mee te maken hebben, is handen en voeten gegeven aan de visie dat vragen en oplossingen voor mensen die langdurig met zorg te maken hebben in de buurt van mensen beantwoord moet worden.
Met het aanpassen van de Kieswet en met de Wet gelijke behandeling van chronisch zieken en gehandicapten als het gaat om het verstrekken van goederen en diensten heeft de regering de Nederlandse wetten en regelgeving in lijn gebracht met het VN verdrag. Daarnaast heeft de regering ook verantwoordelijkheid genomen ten opzichte van die zaken die niet bij wet geregeld hoeven worden maar die wel ongelooflijk belangrijk zijn als het gaat om de erkenning en acceptatie van mensen met een beperking. Het gemeenschappelijke doel om iedereen de kans te geven volwaardig te participeren vindt breed draagvlak bij vertegenwoordigers van lokale overheden, ondernemers, zorgaanbieders, zorgvragers...
Kortom iedereen heeft de handen ineen geslagen om van dit project een succes te maken. Het plan van aanpak wat hiertoe gemaakt is, biedt tal van richtlijnen. Het plan van aanpak moet inspireren, geen blauwdruk leveren. Elke situatie is immers uniek. Ik denk ook dat het uiteindelijk in de hoofden en harten van mensen moet zijn dat inclusieve samenleving vorm krijgt.
Toen ik wethouder was heb ik aan de adviesraad gehandicapten bij ons in het dorp gevraagd om een dag te organiseren om te ondervinden (al is het maar voor één dag) wat het betekent om een beperking te hebben. Met diverse medewerkers van de gemeente, mensen die de openbare ruimte inrichten, mensen die bestemmingsplannen maakten, en mensen die contact hadden met de ondernemers in de gemeente gingen we op pad.
En dat was niet makkelijk. In een rolstoel je weg proberen te vinden over gangpaden waar niet zelden onuitgepakte dozen de toch al slechte doorgang belemmeren. Probeer maar eens om te pinnen als het pin apparaat boven je hoofd staat. Met een bril die een visuele beperking nabootst de Albert Heijn ingestuurd worden en de weekaanbieding van de groenten proberen te verkrijgen. Buiten ervaren dat niet elke trottoirhelling goed te nemen is op wielen. De tekentafel is nooit meer hetzelfde als je iets aan den lijve hebt ervaren. Hoeveel wetten we ook maken in het land, uiteindelijk gaat het erom dat mensen die de praktijk maken, zich realiseren voor wie ze het doen. Praten met mensen, niet over mensen is het devies. Er is heel veel bereidheid vanuit de groep mensen met een beperking om mee te denken met de overheid en met ondernemers.
Variërend van lokale adviesraden, de coalitie inclusie tot ervaringsdeskundigen die hun adviezen graag willen delen. Ik doel daarbij zeker ook op mevrouw Verhoeven die met haar assistentie hond zelfs de route naar Den Haag heeft gelopen vanuit Cuijk om aandacht te vragen voor het belang van deze honden. Helaas is het nog geen automatisme dat zij overal naar binnen kan met haar assistentie hond. Terwijl, zo zegt zij, je een auto van veertigduizend euro ook niet met het sleuteltje in het contact buiten laat staan. Het komt zelfs regelmatig voor dat mensen denken dat ze het dekje van de hond waar “assistentiehond” op staat, illegaal op marktplaats heeft gescoord.
Ik heb de uitvoeringswet van het verdrag zo gelezen, dat de uitbreiding van de wet gelijke behandeling voor chronisch zieken en gehandicapten met het aanbod van goederen en diensten deze situatie tot het verleden laat behoren. Kan de staatssecretaris aangeven dat dit inderdaad de reikwijdte is van deze wetswijziging?
Voor de overheid is naast genoemde wetten zeker een rol weggelegd als het gaat om het toegankelijk maken van overheidsgebouwen en overheidsvoorzieningen. Anno 2015 kan het niet meer zo zijn dat iemand in een rolstoel niet bij de gemeente naar binnen zou kunnen om een paspoort op te halen. Iemand met een visuele handicap moet simpelweg een website van de overheid kunnen beluisteren in plaats van lezen. Ook bij de samenleving wordt bij wet een aantal zaken neergelegd.
Ik hoor graag van de staatssecretaris wat de concrete gevolgen van het verdrag zijn voor private partijen. Wat wordt bijvoorbeeld bedoeld met de verplichting om "redelijke aanpassingen " te treffen als dat nodig is om te waarborgen dat personen met een handicap de rechten en vrijheden op voet van gelijkheid met anderen kunnen genieten. Kan de staatssecretaris hier concrete voorbeelden van geven? In de memorie van toelichting en in het nader verslag worden illustraties gegeven. Bijvoorbeeld dat het redelijk is (en dat lijkt mij ook) om in een horecagelegenheid de kaart voor te lezen aan een persoon met een visuele beperking. Alle menukaarten ook in braille voorhanden hebben zou, zeker met de sterk wisselende kaarten die een beetje restaurant tegenwoordig heeft, dan te ver voeren.
Als verplichting dan voorzitter, want wij juichen ondernemers toe die zelf verder wil gaan vanuit gastvrijheid of de behoefte in te spelen op groepen consumenten. En dat zijn er vele.
Het verdrag en de wetgeving zoals die nu voorliggen, wegen de belangen van mensen met een beperking en anderen in de samenleving op een evenwichtige manier. Zeker ook met de recent hier aangenomen Omgevingswet (waarin ook een amendement over de toegankelijkheid van bouwwerken is opgenomen) en het recent aangepaste Bouwbesluit, kunnen we zeggen dat er forse stappen worden gezet om de randvoorwaarden in te vullen van een samenleving waarin mensen mee kunnen doen, ook als je een beperking hebt.
Het zal u niet verbazen voorzitter dat de VVD van mening is dat wetgeving niet altijd het beste instrument is om je doel te bereiken. Vandaar mijn betoog dat verandering uit de samenleving zelf moet komen. Daarom steun ik de lijn van de regering. Het VN verdrag is zoals gezegd een programmatisch verdrag dat we naar de mening van mijn partij dan ook niet als een kerstboom gaan optuigen. Om die reden zal de VVD dan ook terughoudend zijn met het voorstemmen voor amendementen op dit verdrag. En daar waar amendementen zorgen voor een onacceptabele regeldruk of financiële gevolgen voor ondernemers zal de VVD zich verzetten.
Ik wil afsluiten met een voorval uit het leven van mijn persoonlijke voorbeeld, mijn opa. De laatste jaren is het zicht van mijn opa door een oogafwijking steeds slechter geworden.
En terwijl dat gebeurde merkte mijn opa dat dit tot ergernis leidde bij andere mensen bijvoorbeeld als hij boodschappen deed. Hij liep wel eens tegen iemand op en omdat ze niks aan hem zagen werden ze boos op hem.
Op een ochtend kwam ik koffie bij hem drinken en toen had hij op zijn trui en later bleek ook op zijn jas een grote gele button met de tekst in grote letters "ik ben slechtziend". Ik vond het nogal een heftige uiting maar mijn opa zei sinds ik deze button draag zijn mensen niet meer boos op me maar helpen ze me. Voorzitter hoe klein het voorbeeld ook is, Het staat symbool voor de manier waarop ik kijk naar begrip en hulp voor mensen met een beperking in onze samenleving. Dat leg je niet van bovenaf op met regeltjes en dingen, maar dit komt van onderop. Kleinschalige maatschappelijke veranderingen, gebaseerd op wederzijds begrip
Dank u wel.