Onderafdeling 5 - Het Hof van Justitie - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
- III-258: Reglement zitting
- III-259: Advocaten-generaal
- III-260: Benoeming en vervanging
- III-261: Leden van de Rechtbank
- III-262: Adviescomité voor beoordeling kandidaten
- III-263: De Rechtbank
- III-264: Gespecialiseerde rechtbanken
- III-265: Aanhangig maken van proces door Commissie tegen een lidstaat
- III-266: Procedure behandeling klacht van een lidstaat tegen een andere lidstaat
- III-267: Forfaitaire som of dwangsom
- III-268: Rechtsmacht door Europese (kader)wetten
- III-269: Industriële eigendomsrechten
- III-270: Handelingen Europese organen en agentschappen
- III-271: Nietigverklaring van handelingen
- III-272: Beroep tegen instellingen, agentschappen of organen
- III-273: Gevolgen nietigverklaring handeling
- III-274: Prejudiciële beslissing
- III-275: Kennisname van geschillen over vergoeding bij niet-contractuele aanprakelijkheid
- III-276: Schorsing lidmaatschapsrechten van de Unie
- III-277: Geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden
- III-278: Kennisneming van geschillen inzake EIB en Stelsel Europese Centrale Banken
- III-279: Arbitragebeding
- III-280: Geschil tussen lidstaten inzake grondwet
- III-281: Bevoegdheid nationale rechterlijke instanties
- III-282: Geen bevoegdheid inzake gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
- III-283: Geen bevoegdheid inzake politie en andere wetshandhavingsinstanties vallende onder nationaal recht
- III-284: Grondwet als finale autoriteit geschilsbeslechting tussen lidstaten
- III-285: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn
- III-286: Opschorting handelingen bij beroep
- III-287: Voorlopige maatregelen
- III-288: Uitvoering arresten
- III-289: Statuut Hof
III-258: Reglement zitting
Het Hof van Justitie houdt zitting in kamers, als grote kamer of in voltallige zitting, overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie.
III-259: Advocaten-generaal
Het Europees Hof van Justitie wordt bijgestaan door acht advocaten-generaal. Indien het Europees Hof van Justitie zulks verzoekt, kan de Raad van Ministers met eenparigheid van stemmen een besluit houdende verhoging van het aantal advocaten-generaal vaststellen.
De advocaat-generaal heeft tot taak, in het openbaar en in volkomen onpartijdigheid en onafhankelijkheid met redenen omklede conclusies te nemen aangaande zaken waarin zulks overeenkomstig het statuut van het Hof van Justitie vereist is.
III-260: Benoeming en vervanging
De rechters en de advocaten-generaal van het Europees Hof van Justitie, gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en aan alle gestelde eisen voldoen om in hun onderscheiden landen de hoogste rechterlijke ambten te bekleden, of die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd, na raadpleging van het Comité van artikel III-262.
Om de drie jaar vindt, op de wijze die in het statuut van het Hof van Justitie is bepaald, een gedeeltelijke vervanging van de rechters en de advocaten-generaal plaats.
De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van het Europees Hof van Justitie. Hij is herbenoembaar.
Het Europees Hof van Justitie stelt zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Raad van Ministers voorgelegd.
III-261: Leden van de Rechtbank
Het aantal rechters van de Rechtbank wordt vastgesteld bij het statuut van het Hof van Justitie. Het statuut kan bepalen dat de Rechtbank wordt bijgestaan door advocaten-generaal.
De leden van de Rechtbank worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn hoge rechtelijke ambten te bekleden. Zij worden in onderlinge overeenstemming door de regeringen van de lidstaten benoemd, na raadpleging van het Comité van artikel III-262. Om de drie jaar vindt een gedeeltelijke vervanging van de Rechtbank plaats. De aftredende leden zijn herbenoembaar.
De rechters kiezen uit hun midden voor drie jaar de president van de Rechtbank. Hij is herbenoembaar.
De Rechtbank stelt in overeenstemming met het Europees Hof van Justitie zijn reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Raad van Ministers voorgelegd.
Tenzij in het statuut van het Europees Hof van Justitie anders is bepaald, zijn de bepalingen van de Grondwet betreffende het Europees Hof van Justitie op de Rechtbank van toepassing.
III-262: Adviescomité voor beoordeling kandidaten
Er wordt een comité opgericht dat de lidstaten van advies dient over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, voorafgaand aan het besluit van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig de artikelen III-260 en III-261.
Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgedragen door het Europees Parlement. De Raad van Ministers stelt een Europees besluit houdende bepaling van de werkwijze van dit comité, alsmede een Europees besluit tot benoeming van de leden. De Raad besluit op initiatief van de president van het Europees Hof van Justitie.
III-263: De Rechtbank
-
1.De Rechtbank is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de artikelen III-270, III-272, III-275, III-277 en III-279, bedoelde beroepen, met uitzondering van de beroepen waarvan een gespecialiseerde rechtbank kennis neemt en die waarvan de kennisneming overeenkomstig het statuut aan het Europees Hof van Justitie is voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat de Rechtbank bevoegd is kennis te nemen van andere categorieën van beroepen.
Tegen de beslissingen die de Rechtbank op grond van dit lid geeft, kan bij het Europees Hof van Justitie een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld, op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut van het Hof van Justitie worden bepaald.
-
2.De Rechtbank is bevoegd kennis te nemen van de beroepen die worden ingesteld tegen beslissingen van de krachtens artikel III-264 ingestelde gespecialiseerde rechtbanken. De beslissingen die de Rechtbank op grond van dit lid geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald, bij uitzondering door het Europees Hof van Justitie worden heroverwogen, indien er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.
-
3.De Rechtbank is bevoegd kennis te nemen van prejudiciële vragen die worden voorgelegd krachtens artikel III-274 en beperkt blijven tot specifieke, in het statuut van het Hof van Justitie bepaalde aangelegenheden.
Wanneer de Rechtbank van oordeel is dat in een zaak een principiële beslissing moet worden genomen die van invloed kan zijn op de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie, kan hij de zaak naar het Europees Hof van Justitie verwijzen voor een uitspraak.
De beslissingen die de Rechtbank over prejudiciële vragen geeft, kunnen op de wijze en binnen de grenzen die in het statuut worden bepaald, bij uitzondering door het Europees Hof van Justitie worden heroverwogen, indien er een ernstig gevaar bestaat dat de eenheid of de samenhang van het recht van de Unie wordt aangetast.
III-264: Gespecialiseerde rechtbanken
-
1.Bij Europese wet kunnen gespecialiseerde rechtbanken worden ingesteld die worden toegevoegd aan de Rechtbank, en die in eerste aanleg kennis nemen van bepaalde categorieën van beroepen in specifieke aangelegenheden. De Europese wet wordt vastgesteld hetzij op voorstel van de Europese Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie, hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Commissie.
-
2.In de Europese wet tot instelling van een gespecialiseerde rechtbank worden de regels voor de samenstelling van de rechtbanken vastgesteld en wordt de reikwijdte van de aan deze rechtbanken verleende bevoegdheden bepaald.
-
3.Tegen de beslissingen van de gespecialiseerde rechtbanken kan bij de Rechtbank een tot rechtsvragen beperkte hogere voorziening worden ingesteld of, wanneer de Europese wet tot instelling van de gespecialiseerde rechtbank daarin voorziet, een beroep dat ook op feitelijke vragen betrekking heeft.
-
4.De leden van de gespecialiseerde rechtbanken worden gekozen uit personen die alle waarborgen voor onafhankelijkheid bieden en bekwaam zijn rechterlijke ambten te bekleden. Zij worden door de Raad van Ministers met eenparigheid van stemmen benoemd.
-
5.De gespecialiseerde rechtbanken stellen in overeenstemming met het Hof van Justitie hun reglement voor de procesvoering vast. Dit reglement wordt ter goedkeuring aan de Raad van Ministers voorgelegd.
-
6.Tenzij in de Europese wet tot instelling van de gespecialiseerde rechtbank anders is bepaald, zijn de bepalingen van de Grondwet betreffende het Hof van Justitie en de bepalingen van het statuut van het Hof van Justitie op de gespecialiseerde rechtbanken van toepassing.
III-265: Aanhangig maken van proces door Commissie tegen een lidstaat
Indien de Europese Commissie van oordeel is dat een lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, brengt zij dienaangaande een met redenen omkleed advies uit, na de lidstaat in de gelegenheid te hebben gesteld zijn opmerkingen te maken.
Indien de betrokken staat het advies niet binnen de door de Europese Commissie gestelde termijn opvolgt, kan de Commissie de zaak aanhangig maken bij het Hof van Justitie.
III-266: Procedure behandeling klacht van een lidstaat tegen een andere lidstaat
Een lidstaat die van mening is dat een andere lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, kan zich tot het Hof van Justitie wenden.
Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient wegens een beweerde schending van diens verplichtingen krachtens de Grondwet, legt hij deze klacht voor aan de Europese Commissie.
De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit, nadat de betrokken staten de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.
Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan de klacht desalniettemin bij het Hof van Justitie worden ingediend.
III-267: Forfaitaire som of dwangsom
-
1.Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, is deze staat gehouden het nodige te doen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof van Justitie.
-
2.Indien de Europese Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat niet het nodige heeft gedaan om gevolg te geven aan het arrest van het Hof van Justitie, kan zij, nadat zij deze staat de mogelijkheid heeft geboden zijn opmerkingen in te dienen, de zaak voor het Hof van Justitie brengen. De Commissie vermeldt het bedrag van de door de betrokken lidstaat te betalen forfaitaire som of dwangsom die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.
Indien het Hof van Justitie vaststelt dat de betrokken lidstaat zijn arrest niet is nagekomen, kan het aan deze staat de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom opleggen.
Deze procedure geldt onverminderd het bepaalde in artikel III-266.
-
3.Wanneer de Europese Commissie bij het Hof van Justitie beroep instelt op grond van artikel III-265 omdat zij van oordeel is dat de betrokken lidstaat zijn verplichting tot mededeling van voorschriften ter omzetting van een Europese kaderwet niet is nagekomen, kan de Commissie, indien zij dit passend acht, het Hof van Justitie in hetzelfde beroepschrift verzoeken de betaling van een forfaitaire som of een dwangsom op te leggen indien het vaststelt dat een verplichting niet is nagekomen. Indien het Hof van Justitie aan het verzoek van de Commissie voldoet, wordt de betrokken betaling verricht binnen de door het Hof van Justitie in zijn arrest gestelde termijn.
III-268: Rechtsmacht door Europese (kader)wetten
De Europese wetten en de Europese verordeningen van de Raad van Ministers kunnen aan het Hof van Justitie volledige rechtsmacht verlenen wat betreft de sancties die erin zijn opgenomen.
III-269: Industriële eigendomsrechten
Onverminderd de overige bepalingen van de Grondwet kan aan het Hof van Justitie bij Europese wet voorzover daarin bepaald, de bevoegdheid worden verleend uitspraak te doen in geschillen die verband houden met de toepassing van krachtens de Grondwet vastgestelde handelingen waarbij Europese intellectuele-eigendomsrechten worden ingesteld.
III-270: Handelingen Europese organen en agentschappen
-
1.Het Hof van Justitie gaat de wettigheid na van de Europese wetten en kaderwetten, van de handelingen van de Raad van Ministers, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank, voorzover het geen aanbevelingen of adviezen betreft, en van de handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben. Het Hof van Justitie gaat ook de wettigheid na van de handelingen van de organen of bureaus van de Unie die beogen rechtsgevolgen tegenover derden te hebben.
-
2.Te dien einde is het Hof bevoegd uitspraak te doen op ieder door een lidstaat, het Europees Parlement, de Raad van Ministers of de Europese Commissie ingesteld beroep wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van de Grondwet of van enige uitvoeringsregeling daarvan, dan wel wegens misbruik van bevoegdheid.
-
3.Het Hof van Justitie is onder dezelfde voorwaarden bevoegd uitspraak te doen op ieder door de Rekenkamer, de Europese Centrale Bank of het Comité van de Regio's ingesteld beroep dat op de vrijwaring van hun prerogatieven is gericht.
-
4.Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder dezelfde voorwaarden beroep instellen tegen handelingen die tot hem gericht zijn of die hem rechtstreeks en individueel raken, alsmede tegen regelgevingshandelingen die hem rechtstreeks raken en die geen uitvoeringsmaatregelen met zich meebrengen.
-
5.De handelingen tot oprichting van organen en bureaus van de Unie kunnen voorzien in specifieke voorwaarden inzake de beroepen welke door natuurlijke of rechtspersonen worden ingesteld tegen handelingen van deze organen of bureaus die beogen rechtsgevolgen te hebben.
-
6.Het in dit artikel bedoelde beroep moet worden ingesteld binnen twee maanden, naargelang van het geval te rekenen vanaf de dag van bekendmaking
van de handeling, de dag van kennisgeving aan de verzoeker of, bij gebreke daarvan, de dag waarop de verzoeker van de handeling kennis heeft gekregen.
III-271: Nietigverklaring van handelingen
Indien het beroep gegrond is, wordt de betwiste handeling door het Hof van Justitie nietig verklaard.
Het Hof van Justitie bepaalt evenwel, zo het dit nodig oordeelt, welke gevolgen van de vernietigde handeling als definitief moeten worden beschouwd.
III-272: Beroep tegen instellingen, agentschappen of organen
Indien het Europees Parlement, de Raad van Ministers, de Europese Commissie of de Europese Centrale Bank, in strijd met de Grondwet, nalaat te besluiten, kunnen de lidstaten en de overige instellingen van de Unie zich tot het Hof van Justitie wenden om deze schending te doen vaststellen. Deze bepaling is onder dezelfde voorwaarden van toepassing op de organen en de bureaus van de Unie die nalaten een besluit te nemen.
Dit beroep is slechts ontvankelijk indien de instelling, het orgaan of het bureau in kwestie vooraf tot handelen is uitgenodigd. Indien de instelling, het orgaan of het bureau niet binnen twee maanden, te rekenen vanaf de uitnodiging, een standpunt heeft bepaald, kan het binnen een nieuwe termijn van twee maanden beroep worden ingesteld.
Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan onder de in de voorgaande alinea's vastgestelde voorwaarden bij het Hof van Justitie zijn bezwaren indienen tegen het feit dat een instelling, orgaan of bureau van de Unie heeft nagelaten tot hem een andere handeling te richten dan een aanbeveling of een advies.
III-273: Gevolgen nietigverklaring handeling
De instelling, het orgaan of het bureau waarvan de handeling nietig is verklaard of waarvan de nalatigheid strijdig met de Grondwet is verklaard, is gehouden het nodige te doen om gevolg te geven aan het arrest van het Hof van Justitie.
Deze verplichting geldt onverminderd die welke uit de toepassing van artikel III-337, tweede alinea, kan voortvloeien.
III-274: Prejudiciële beslissing
Het Hof van Justitie is bevoegd, bij wijze van prejudiciële beslissing, uitspraak te doen
-
a)over de uitlegging van de Grondwet,
-
b)over de geldigheid en de uitlegging van de handelingen van de instellingen van de Unie,
Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen voor een rechterlijke instantie van een der lidstaten, kan deze instantie, indien zij een beslissing op dit punt noodzakelijk acht voor het wijzen van haar vonnis, het Hof van Justitie verzoeken over deze vraag een uitspraak te doen.
Indien een vraag te dien aanzien wordt opgeworpen in een zaak aanhangig bij een nationale rechterlijke instantie waarvan de beslissingen volgens het nationale recht niet vatbaar zijn voor hoger beroep, is deze instantie gehouden zich tot het Hof van Justitie te wenden.
Indien een dergelijke vraag wordt opgeworpen in een bij een nationale rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde persoon, doet het Hof van Justitie zo spoedig mogelijk uitspraak.
III-275: Kennisname van geschillen over vergoeding bij niet-contractuele aanprakelijkheid
Het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over de vergoeding van artikel III-337, tweede alinea, bedoelde schade.
III-276: Schorsing lidmaatschapsrechten van de Unie
Op verzoek van de lidstaat ten aanzien waarvan de Europese Raad of de Raad van Ministers een constatering heeft gedaan krachtens artikel I-58, is het Hof van Justitie bevoegd uitspraak te doen over de louter procedurele bepalingen van dat artikel. Het Hof doet een uitspraak binnen een maand na de datum van de constatering.
III-277: Geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden
Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen de Unie en haar personeelsleden, binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgesteld in het statuut van de ambtenaren van de Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.
III-278: Kennisneming van geschillen inzake EIB en Stelsel Europese Centrale Banken
Het Hof van Justitie is bevoegd, binnen de hierna aangegeven grenzen, kennis te nemen van de geschillen betreffende:
-
a)de uitvoering van de verplichtingen der lidstaten voortvloeiende uit de statuten van de Europese Investeringsbank. De Raad van bewind van de Bank beschikt dienaangaande over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 aan de Europese Commissie zijn toegekend;
-
b)de besluiten van de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank. iedere lidstaat, de Europese Commissie en de Raad van bewind van de Bank kunnen onder de voorwaarden gesteld in artikel III-270 beroep instellen tegen deze besluiten;
-
c)de besluiten van de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank. Beroep tegen deze besluiten kan onder de voorwaarden van artikel III-270 slechts worden ingesteld door de lidstaten of de Europese Commissie, en alleen in geval van schending van de vormvoorschriften bedoeld in artikel 21, leden 2, 5, 6 en 7, van de statuten van de Bank;
-
d)de uitvoering van de verplichtingen van de nationale centrale banken voortvloeiende uit deze Grondwet en uit de statuten van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. De Raad van de Europese Centrale Bank beschikt dienaangaande ten aanzien van de nationale centrale banken over de bevoegdheden welke bij artikel III-265 aan de Europese Commissie zijn toegekend ten aanzien van de lidstaten. Indien het Hof van Justitie vaststelt dat een nationale centrale bank een van de krachtens deze Grondwet op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen, is deze bank gehouden die voorzieningen te treffen welke nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Hof van Justitie.
III-279: Arbitragebeding
Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens een arbitragebeding vervat in een door of namens de Unie gesloten publiekrechtelijke of privaatrechtelijke overeenkomst.
III-280: Geschil tussen lidstaten inzake grondwet
Het Europees Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen in elk geschil tussen lidstaten dat met de materie van deze Grondwet verband houdt, indien dit geschil hem krachtens een compromis wordt voorgelegd.
III-281: Bevoegdheid nationale rechterlijke instanties
Behoudens de bevoegdheden die bij deze Grondwet aan het Hof van Justitie worden verleend, zijn de geschillen waarin de Unie partij is, niet uit dien hoofde onttrokken aan de bevoegdheid van de nationale rechterlijke instanties.
III-282: Geen bevoegdheid inzake gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid
Het Hof van Justitie is niet bevoegd ten aanzien van de artikelen I-39 en I-40 en van de bepalingen van hoofdstuk II van titel V van Deel III betreffende het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
Het Hof van Justitie is evenwel niet bevoegd om kennis te nemen van beroepen die onder de in artikel III-270, lid 4, bedoelde voorwaarden worden ingesteld betreffende het toezicht op de wettigheid van beperkende maatregelen jegens natuurlijke personen of rechtspersonen, die door de Raad op grond van artikel III-193 zijn vastgesteld.
III-283: Geen bevoegdheid inzake politie en andere wetshandhavingsinstanties vallende onder nationaal recht
Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden betreffende de bepalingen in de afdelingen 3 en 4 van hoofdstuk IV van titel III betreffende de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is het Hof van Justitie niet bevoegd de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties van een lidstaat belast met wetshandhaving of de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid, indien deze handelingen onder het nationaal recht vallen.
III-284: Grondwet als finale autoriteit geschilsbeslechting tussen lidstaten
De lidstaten verbinden zich een geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van de Grondwet niet op andere wijze te doen beslechten dan in deze Grondwet is voorgeschreven.
III-285: Niet-toepasselijkheid bij verlopen termijn
Iedere partij kan, ook al is de in artikel III-270, lid 6, bedoelde termijn verstreken, naar aanleiding van een geschil waarbij een Europese wet, of een Europese verordening van de Raad van Ministers, van de Commissie of van de Europese Centrale Bank in het geding is, de in artikel III-270, lid 2, bedoelde middelen aanvoeren om voor het Hof van Justitie de niet-toepasselijkheid van deze handeling in te roepen.
III-286: Opschorting handelingen bij beroep
Een bij het Hof van Justitie ingesteld beroep heeft geen schorsende werking. Het Hof van Justitie kan echter, indien het van oordeel is dat de omstandigheden zulks vereisen, opschorting van de uitvoering van de bestreden handeling gelasten.
III-287: Voorlopige maatregelen
Het Hof van Justitie kan in zaken welke bij dit college aanhangig zijn gemaakt, de noodzakelijke voorlopige maatregelen gelasten.
III-288: Uitvoering arresten
De arresten van het Hof van Justitie zijn uitvoerbaar overeenkomstig de bepalingen van artikel III-307.
III-289: Statuut Hof
Het statuut van het Hof van Justitie wordt vastgesteld bij een protocol.
De bepalingen van het statuut kunnen bij Europese wet worden gewijzigd, met uitzondering van titel I en artikel 64. De wet wordt vastgesteld hetzij op verzoek van het Hof van Justitie en na raadpleging van de Europese Commissie, hetzij op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Hof van Justitie.