Artikel III-262: Adviescomité voor beoordeling kandidaten - Hoofdinhoud
Er wordt een comité opgericht dat de lidstaten van advies dient over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, voorafgaand aan het besluit van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig de artikelen III-260 i en III-261 i.
Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgedragen door het Europees Parlement. De Raad van Ministers stelt een Europees besluit houdende bepaling van de werkwijze van dit comité, alsmede een Europees besluit tot benoeming van de leden. De Raad besluit op initiatief van de president van het Europees Hof van Justitie.
Er wordt een comité opgericht om de lidstaten van advies te dienen over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat- generaal van het Hof van Justitie en van de Rechtbank, voorafgaand aan het besluit van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig de [vroegere artikelen 223 i en 224 i].
Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Hof van Justitie en van de Rechtbank, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgesteld door het Europees Parlement. De Raad beslist op voorstel van de President van het Hof van Justitie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen over de benoeming van de leden en de werkwijze van dit comité.
Er wordt een comité opgericht dat de lidstaten van advies dient over de geschiktheid van de kandidaten voor de uitoefening van de ambten van rechter en advocaat-generaal van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, voorafgaand aan het besluit van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig de artikelen III-260 i en III-261 i.
Het comité bestaat uit zeven voormalige leden van het Europees Hof van Justitie en van de Rechtbank, personen die de hoogste nationale rechterlijke ambten bekleden en personen die bekend staan als kundige rechtsgeleerden, waarvan er één wordt voorgedragen door het Europees Parlement. De Raad van Ministers stelt een Europees besluit houdende bepaling van de werkwijze van dit comité, alsmede een Europees besluit tot benoeming van de leden. De Raad besluit op initiatief van de president van het Europees Hof van Justitie.
Een lidstaat die van mening is dat een andere lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, kan zich tot het Hof van Justitie wenden.
Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient wegens een beweerde schending van diens verplichtingen krachtens de Grondwet, legt hij deze klacht voor aan de Europese Commissie.
De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit, nadat de betrokken staten de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.
Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan de klacht desalniettemin bij het Hof van Justitie worden ingediend.
Een lidstaat die van mening is dat een andere lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, kan zich tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden.
Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient wegens een beweerde schending van diens verplichtingen krachtens de Grondwet, legt hij deze klacht voor aan de Commissie.
De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit, nadat de betrokken staten de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.
Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan de klacht desalniettemin bij het Hof worden ingediend.
Een lidstaat die van mening is dat een andere lidstaat een krachtens de Grondwet op hem rustende verplichting niet is nagekomen, kan zich tot het Hof van Justitie van de Europese Unie wenden.
Voordat een lidstaat tegen een andere lidstaat een klacht indient wegens een beweerde schending van diens verplichtingen krachtens de Grondwet, legt hij deze klacht voor aan de Commissie.
De Commissie brengt een met redenen omkleed advies uit, nadat de betrokken staten de gelegenheid is gegeven over en weer schriftelijk en mondeling opmerkingen te maken.
Indien de Commissie binnen drie maanden na indiening van de klacht geen advies heeft uitgebracht, kan de klacht desalniettemin bij het Hof worden ingediend.