Titel I - Algemeen toepasselijke bepalingen

III-115: Bewaking samenhang beleidsvormen en maatregelen

De Unie ziet toe op de samenhang tussen ieder beleid en optreden bedoeld in dit deel, rekening houdend met het geheel van haar doelstellingen en met inachtneming van het beginsel van bevoegdheidstoedeling.

III-116: Opheffen ongelijkheden tussen mannen en vrouwen

Bij ieder in dit deel bedoeld optreden streeft de Unie naar opheffing van de ongelijkheden tussen vrouwen en mannen en naar bevordering van de gelijkheid van vrouwen en mannen.

III-117: Bescherming andere belangen

Bij de bepaling en de uitvoering van ieder beleid en optreden bedoeld in dit deel houdt de Unie rekening met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting alsmede een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid.

III-118: Bestrijding discriminatie

Bij de bepaling en de uitvoering van ieder beleid en optreden bedoeld in dit deel streeft de Unie naar bestrijding van iedere discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid.

III-119: Bevordering duurzame ontwikkeling

Bij de bepaling en de uitvoering van ieder beleid en optreden bedoeld in dit deel moeten de eisen inzake milieubescherming worden geïntegreerd, teneinde in het bijzonder duurzame ontwikkeling te bevorderen.

III-120: Consumentenbescherming

Bij de bepaling en de uitvoering van ieder ander beleid en optreden van de Unie wordt rekening gehouden met de eisen inzake consumentenbescherming.

III-121: Welzijn van dieren

Bij de bepaling en de uitvoering van het beleid van de Unie op het gebied van landbouw, visserij, vervoer, de interne markt, onderzoek en technologische ontwikkeling en de ruimte houden de Unie en de lidstaten ten volle rekening met de eisen inzake het welzijn van dieren als wezens met gevoel, onder eerbiediging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en de gebruiken van de lidstaten, met name met betrekking tot godsdienstige riten, culturele tradities en regionaal erfgoed.

III-122: Functioneren diensten van algemeen economisch belang

Onverminderd de artikelen I-5, III-166, III-167 en III-238 en gezien de plaats die de diensten van algemeen economisch belang innemen als diensten waaraan eenieder in de Unie waarde hecht, alsook de rol die zij vervullen bij de bevordering van de sociale en territoriale samenhang van de Unie, dragen de Unie en de lidstaten er overeenkomstig hun onderscheiden bevoegdheden en binnen het toepassingsgebied van de Grondwet zorg voor dat deze diensten functioneren op basis van beginselen en onder voorwaarden, met name economische en financiële, die hen in staat stellen hun taken te vervullen.

Deze beginselen en voorwaarden worden bij Europese wet vastgesteld, onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van de Grondwet, dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren.


Toelichting Nederlandse regering

Deze artikelen bevatten de horizontale bepalingen die op elk beleidsterrein (dan wel op specifiek opgesomde beleidsterreinen) van toepassing zijn en bepalen met welke eisen de Unie rekening dient te houden bij het formuleren van beleid en maatregelen. Een deel van de horizontale bepalingen betreft een letterlijke overname van de corresponderende bepalingen uit het EG-Verdrag.

Zo is artikel III-116 inzake de gelijkheid tussen mannen en vrouwen een weergave van artikel 3, tweede lid, EG-Verdrag, artikel III-119 inzake milieubescherming een weergave van artikel 6 EG-Verdrag en artikel III-120 inzake consumentenbescherming een weergave van artikel 153, tweede lid, EG-Verdrag.

In Verklaring 13 bij artikel III-116 wordt het belang van bestrijding van huiselijk geweld onderstreept. Deze Verklaring vormt een bijzondere uitwerking van het bepaalde in artikel III-116 en moet in dit licht worden gelezen. Vanzelfsprekend gelden voor het optreden van de Unie op dit terrein de grenzen zoals gesteld door het subsidiariteitsbeginsel en mag de Unie enkel optreden indien en voorzover lidstaten dit niet kunnen en de Unie dit beter kan.

Er zijn ook enkele horizontale bepalingen die nieuwe eisen formuleren waarmee de Unie rekening dient te houden.

Zo onderstreept artikel III-117 dat de Unie ook een sociale Unie is en bepaalt artikel III-118 dat de Unie streeft naar bestrijding van discriminatie.

Artikel III-121 bepaalt dat de Unie rekening moet houden met de eisen van dierenwelzijn. Dit artikel herneemt de tekst van het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren, zoals dat bij het Verdrag van Amsterdam tot stand was gekomen en dat is komen te vervallen.

De tekst van artikel III-121 is op een aantal punten ruimer dan de tekst van dat Protocol. Zo zijn naast landbouw ook visserij, technologische ontwikkeling en ruimtebeleid opgenomen als beleidsterreinen waarbij met dierenwelzijn rekening gehouden moet worden. Met de verankering van het dierenwelzijn in Deel III geven de lidstaten ook gehoor aan de maatschappelijke wens om de bescherming van dieren op Europees niveau te behartigen.

De regering is verheugd over de plaats die dierenbescherming in het Grondwettelijk Verdrag heeft gekregen.

Toelichting Belgische regering

Titel I van deel III van de Grondwet (artikelen III-115 tot 122) voert algemeen toepasselijke bepalingen in die van toepassing zijn op het beleid van de Unie. Gelet op de samenvoeging van de verdragen zijn deze bepalingen voortaan van toepassing op het volledige beleid, met inbegrip van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en het beleid inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken.

We wijzen in het bijzonder op de volgende bepalingen :

  • Een bepaling van algemene samenhang (artikel III-115) die, op grond van een voorstel van België in de Conventie i, het beginsel invoert volgens hetwelk de Unie moet toezien op de samenhang tussen haar verschillende beleidsmaatregelen en handelingen.
  • Een horizontale sociale bepaling (artikel III-117) die stelt dat de Unie in het geheel van haar beleid rekening moet houden met de eisen in verband met de bevordering van een hoog niveau van werkgelegenheid, de waarborging van een adequate sociale bescherming, de bestrijding van sociale uitsluiting evenals een hoog niveau van onderwijs, opleiding en bescherming van de volksgezondheid. Deze horizontale sociale bepaling werd ingevoerd in het kader van de IGC en steunt eveneens op een Belgisch voorstel.
  • Een specifieke bepaling over de diensten van algemeen belang (artikel III-122). Deze bepaling kwam er op verzoek van België en andere partners die de verwijzing naar de diensten van algemeen belang, die al voorkwam in artikel 16 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, wensten te consolideren en te versterken. Artikel III-122 bepaalt dat de Europese wet de beginselen en voorwaarden zal vaststellen die de diensten van algemeen belang in staat stellen hun specifieke opdrachten te vervullen. De Europese wet kan geen afbreuk doen aan de bevoegdheid van de lidstaten om, met inachtneming van de Grondwet, dergelijke diensten te verstrekken, te laten verrichten en te financieren.