Artikel III-395: Algemene bepalingen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
-
1.Wanneer de Raad uit hoofde van de Grondwet op voorstel van de Commissie besluit, kan hij dat voorstel slechts met eenparigheid van stemmen wijzigen, behalve in de gevallen als bedoeld in de artikelen I-55 en I-56, artikel III-396, leden 10 en 13 i, artikel III-404 en artikel III-405, lid 2.
-
2.Zolang de Raad niet heeft besloten, kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot vaststelling van een handeling van de Unie leiden, haar voorstel wijzigen.
Artikel III-395, eerste lid, handhaaft de belangrijke bepaling uit het oude EG-Verdrag houdende dat de Raad slechts bij unanimiteit een handeling kan vaststellen die afwijkt van het voorstel van de Commissie.
Nieuw is hierbij dat dit niet geldt in de gevallen die worden bestreken door de artikelen I-55 i, I-56 i, III-396, tiende en dertiende lid i, III-404 i en III-405, tweede lid i. Het betreft hier de bepalingen inzake de vaststelling van het meerjarig financieel kader, het bemiddelingscomité, de jaarlijkse begroting van de Unie en het stelsel van voorlopige twaalfden.
Reden voor de uitzonderingen op budgettair terrein is gelegen in het feit dat het wetgevingsinitiatief voor de in deze artikelen bestreken wetten bij de Commissie moet berusten, zonder dat dit evenwel van invloed is op de stemregels in de Raad.
-
2.Zolang de Raad niet heeft besloten, kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een communautaire handeling leiden, haar voorstel wijzigen.
-
1.Wanneer krachtens de Grondwet een handeling van de Raad van Ministers wordt aangenomen op voorstel van de Europese Commissie, kan de Raad van Ministers een handeling die van dat voorstel afwijkt slechts met eenparigheid van stemmen aannemen, onder voorbehoud van artikel I-54 i, artikel III-302 i, leden 10 en 13 en artikel III-310 i.
-
2.Zolang de Raad van Ministers niet heeft besloten, kan de Europese Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een handeling van de Unie leiden, haar voorstel wijzigen.
-
1.Wanneer krachtens de Grondwet een handeling van de Raad wordt vastgesteld op voorstel van de Commissie, kan de Raad een handeling die van dat voorstel afwijkt slechts met eenparigheid van stemmen vaststellen, behalve in de gevallen als bedoeld in artikel I-54 i, artikel III-302 i, leden 10 en 13 en artikel III-310 i en artikel III-311 i, lid 2.
-
2.Zolang de Raad niet heeft besloten, kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot aanneming van een handeling van de Unie leiden, haar voorstel wijzigen.
-
1.Wanneer de Raad uit hoofde van de Grondwet op voorstel van de Commissie besluit, kan hij dat voorstel slechts met eenparigheid van stemmen wijzigen, behalve in de gevallen als bedoeld in de artikelen I-55 en I-56, artikel III-396, leden 10 en 13 i, artikel III-404 en artikel III-405, lid 2.
-
2.Zolang de Raad niet heeft besloten, kan de Commissie te allen tijde gedurende de procedures die tot vaststelling van een handeling van de Unie leiden, haar voorstel wijzigen.