EP stemt in met nieuw Statuut Europese Parlementsleden - Hoofdinhoud
Giuseppe GARGANI (EVP-ED, IT)
Verslag over de wijziging van het besluit van 4 juni 2003 houdende aanneming van het Statuut van de leden van het Europees Parlement
Doc.: A6-0189/2005
Procedure : Initiatief
Debat : 22 juni 2005
Stemming : 23 juni 2005
Verslag aangenomen (403-89-92)
Het Parlement neemt het ontwerp-Statuut van de Leden van het Europees Parlement aan. De Raad moet het statuut nog formeel goedkeuren. Dit zal naar verwachting geen probleem zijn, want over de tekst die het EP vandaag aanneemt, is reeds informeel overeenstemming bereikt met de Raad.
Onder het statuut bedraagt het salaris van een europarlementariër circa € 7000 per maand en betaalt het Europees Parlement nog slechts de werkelijk gemaakte kosten voor dienstreizen en persoonlijke medewerkers. Hieronder zijn de belangrijkste artikelen van het ontwerp-Statuut vermeld.
Artikel 10
De bezoldiging bedraagt 38,5% van het basissalaris van een rechter bij het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.
Artikel 12
1. Op de [...] bezoldiging wordt Gemeenschapsbelasting geheven [...]
3. Lid 1 laat de bevoegdheid van de lidstaten om deze bezoldiging te onderwerpen aan het nationaal belastingrecht, onverlet, mits dubbele belastingheffing wordt vermeden. [Het salaris van een europarlementariër is onderworpen aan Gemeenschapsbelasting. De lidstaten mogen echter aanvullende, nationale belasting heffen]
Artikel 13
1. De leden hebben na afloop van het mandaat recht op een overbruggingstoelage ten belope van de bezoldiging als bedoeld in artikel 10.
2. Dit recht komt overeen met één maand per jaar waarin het mandaat is uitgeoefend, evenwel ten minste zes en ten hoogste 24 maanden.
3. Dit recht bestaat niet bij aanvaarding van een mandaat in een ander parlement of een openbaar ambt.
Artikel 14
1. Voormalige leden hebben bij het bereiken van de 63-jarige leeftijd recht op ouderdomspensioen.
2. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk vol jaar waarin het mandaat werd uitgeoefend, 3,5% van de bezoldiging als bedoeld in artikel 10, en voor elke verdere volle maand een twaalfde, in totaal evenwel ten hoogste 70%. [De pensioenpremies worden door het EP voldaan]
Artikel 20
2. Voor reizen van en naar de plaatsen van werkzaamheid en voor overige dienstreizen vergoedt het Parlement de werkelijk gemaakte kosten.
Artikel 25
1. Leden die vóór de inwerkingtreding van het Statuut reeds in het Parlement zitting hadden en herkozen zijn, kunnen, wat bezoldiging, overbruggingstoelage, ouderdomspensioen en overlevingspensioen betreft, voor de gehele duur van hun mandaat voor de tot dan toe bestaande nationale regeling kiezen.
2. Deze betalingen worden ten laste van de begroting van de lidstaat verricht.
Artikel 27
1. Na inwerkingtreding van dit Statuut, blijft het door het Europees Parlement ingestelde vrijwillige pensioenfonds gehandhaafd voor leden of voormalige leden die in dit fonds reeds rechten of aanspraken hebben verworven.
4. Dit fonds staat niet open voor leden die na de inwerkingtreding van dit Statuut voor het eerst tot lid van het Parlement zijn gekozen.
Artikel 29
1. Iedere lidstaat kan voor de leden die in deze staat werden gekozen een van de bepalingen van dit Statuut afwijkende regeling betreffende de bezoldiging, de overbruggingstoelage, het ouderdomspensioen en het overlevingspensioen vaststellen voor een overgangsperiode die de duur van twee zittingsperioden van het Europees Parlement niet mag overschrijden.
3. Alle betalingen worden ten laste van de begroting van de desbetreffende lidstaat verricht.
Artikel 30
Dit Statuut treedt na goedkeuring door de Raad en de publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie in werking op de eerste dag van de zittingsperiode van het Europees Parlement die in 2009 begint.