Kabinet-Drees III (1952-1956)

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Na de verkiezingen van 1952 i kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees i bestond uit ministers van de PvdA i, KVP i, ARP i en CHU i en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD i, deel van het voorgaande kabinet-Drees II i, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.

Tijdens deze kabinetsperiode zette het economische herstel geleidelijk door. Daardoor konden de inkomens stijgen en kon worden voortgegaan met de opbouw van de sociale zekerheid. In dat kader kwam in 1956 kwam de AOW tot stand, die per 1 januari 1957 in zou gaan. Daarnaast kreeg Drees III te maken met onder andere de Watersnoodramp van 1953 en de Greet-Hofmansaffaire.

Het kabinet-Drees III trad op 2 september 1952 aan. Het kabinet werd demissionair op 13 juni 1956. Zijn opvolger, het kabinet-Drees IV i, trad op 13 oktober 1956 aan.

1.

Formatie, regeringsprogramma en regeringsverklaring

Formatie

Voor de verkiezingen i had de VVD al aangegeven niets in een kabinet op brede basis te zien, waarna Drees i zich richtte tot de ARP als vierde partij. Programmatisch kwamen de vier partijen, PvdA i, KVP i, ARP i en CHU i, snel tot overeenstemming. De verdeling van de portefeuilles duurde daarna nog bijna twee maanden.

Regeerprogramma en regeringsverklaring

Het regeerprogramma 1952 bestond uit enkele 'richtlijnen voor beleid' die formateur Drees opstelde. Er was geen regeringsverklaring, omdat de start van het kabinet vrijwel samenviel met Prinsjesdag. De regeringsverklaring van het voorgaande kabinet-Drees II werd daarom tevens als grondslag voor dit kabinet gezien.

2.

Data en zittingsduur

datum

wat

tot en met

dagen

2 september 1952

Beëdiging i nieuwe bewindslieden

12 juni 1956

1380

13 juni 1956

Ontslag gevraagd, kabinet demissionair i

13 oktober 1956

123

 

Totale zittingsduur i kabinet

 

1503

3.

Samenstelling kabinet

Minister-president
Dr. W. Drees (PvdA)

Algemene Zaken
minister: Dr. W. Drees (PvdA)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.W. Beyen (Partijloos)

minister voor Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.M.A.H. Luns (KVP)

Justitie
minister: Mr. L.A. Donker (PvdA) (2 september 1952 - 4 februari 1956)
minister a.i.: Dr. L.J.M. Beel (KVP) (4 februari 1956 - 15 februari 1956)
minister: Mr. J.Ch. van Oven (PvdA) (15 februari 1956 - 13 oktober 1956)

Binnenlandse Zaken
minister: Dr. L.J.M. Beel (KVP) (2 september 1952 - 7 juli 1956)
minister a.i.: Mr. J.Ch. van Oven (PvdA) (7 juli 1956 - 13 oktober 1956)

Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
minister: Mr. J.M.L.Th. Cals (KVP)
staatssecretaris: Dr. A. de Waal (KVP) (2 februari 1953 - 13 oktober 1956)

Financiën
minister: J. van de Kieft (PvdA)
staatssecretaris: Dr. W.H. van den Berge (Partijloos) (2 februari 1953 - 13 oktober 1956)

Oorlog
minister: Ir. C. Staf (CHU)
staatssecretaris: Mr. F.J. Kranenburg (PvdA)

Marine
minister: Ir. C. Staf (CHU)
staatssecretaris: H.C.W. Moorman (KVP)

Wederopbouw en Volkshuisvesting
minister: Ir. H.B.J. Witte (KVP)

Verkeer en Waterstaat
minister: Mr. J. Algera (ARP)

Economische Zaken
minister: Dr. J. Zijlstra (ARP)
staatssecretaris: Dr. G.M.J. Veldkamp (KVP) (10 oktober 1952 - 13 oktober 1956)

minister voor Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie
minister: A.C. de Bruijn (KVP)

Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening
minister: S.L. Mansholt (PvdA)

Sociale Zaken en Volksgezondheid
minister: J.G. Suurhoff (PvdA)
staatssecretaris: Dr. P. Muntendam (PvdA) (2 september 1952 - 1 oktober 1953)
staatssecretaris: Mr.dr. A.A. van Rhijn (PvdA)

Maatschappelijk Werk
minister: Dr. L.J.M. Beel (KVP) (2 september 1952 - 9 september 1952)
minister: Mr. F.J.F.M. van Thiel (KVP) (9 september 1952 - 13 oktober 1956)

Uniezaken en Overzeese Rijksdelen
minister: Dr. W.J.A. Kernkamp (CHU) (2 september 1952 - 1 januari 1953)

Overzeese Rijksdelen
minister: Dr. W.J.A. Kernkamp (CHU) (1 januari 1953 - 18 juli 1956)
minister a.i.: Ir. C. Staf (CHU) (18 juli 1956 - 13 oktober 1956)

4.

Wijzigingen in de samenstelling van het kabinet

De samenstelling van het kabinet wijzigde drie maal. Twee ministers overleden tijdens deze kabinetsperiode, één trad er af om plaats ten nemen in een onderzoekscommissie.

  • Ministers Donker en Kernkamp werden opgevolgd door Van Oven en Staf

    In februari 1956 overleed minister Donker van Justitie en in juli 1956 minister Kernkamp van Uniezaken en Overzeese Gebiedsdelen. Donker werd opgevolgd door zijn partijgenoot Van Oven, hoogleraar in Leiden. De post van Kernkamp op Overzeese Rijksdelen werd waargenomen door Staf.

  • Van Oven nam portefeuille Binnenlandse Zaken over van minister Beel

    In juli 1956 trad ook Beel i uit het kabinet. Hij maakte met Tjarda van Starkenborch Stachouwer i (oud-Gouverneur-Generaal) en Gerbrandy i (oud-premier) deel uit van een driemanschap dat de problemen in het koninklijk gezin moest oplossen. Minister Van Oven nam tot het einde van de kabinetsperiode Binnenlandse Zaken er bij.

5.

Zetelverdeling in parlement en kabinet

Het kabinet beschikte in zowel de Tweede als de Eerste Kamer over een zeer ruime meerderheid. Hoewel getalsmatig niet alle regeringspartijen nodig waren voor een meerderheid, werd er belang gehecht aan een brede basis voor het kabinet.

De Eerste Kamerverkiezingen van 1955 en 1956 zorgden slechts voor kleine verschuivingen in de zetelverhouding. Tijdens deze kabinetsperiode vonden er geen afsplitsingen van de regeringsfracties plaats.

 
 

KVP

PvdA

ARP

CHU

Partijloos

Totaal

Kabinet: ministers / (staatssecretarissen)

6/(3)

5/(3)

2/(0)

2/(0)

1/(1)

16/(7)

Tweede Kamer op 2 sept 1952

30

30

12

9

-

81 (81%)

Eerste Kamer tot 18 sept 1955

17

14

7

6

-

44 (88%)

Eerste Kamer van 20 sept 1955 tot 3 juli 1956

17

14

7

6

-

44 (88%)

Eerste Kamer vanaf 3 juli 1956

17

15

7

6

-

45 (90%)

6.

Huurwetcrisis

Op 17 mei 1955 ontstond een crisis, toen de Tweede Kamer de ontwerp-Huurwet verwierp. De PvdA stemde daarbij mee met de oppositie, terwijl de ARP'er Gerbrandy en het CHU-lid Schmal i tegen stemden. Na bemiddeling door PvdA-fractievoorzitter Burger i werd een compromis gevonden en kwam het kabinet op 2 juni 1955 terug op de ontslagaanvraag.

Op 17 mei 1955 kwam het derde kabinet-Drees ten val, nadat de ontwerp-Huurwet door de Tweede Kamer was verworpen. Het conflict was het gevolg van een zakelijk geschil tussen vrijwel de gehele Kamer en het kabinet over een huurverhoging en belastingverlaging. Daarnaast ging het om een conflict tussen de PvdA en de andere coalitiepartijen.

7.

Financieel-economisch beleid

Het kabinet-Drees III profiteerde van een zeer hoge economische groei, van gemiddeld 5,7% per jaar. Vooral in de jaren 1953-1957 was de groei hoog, met een uitschieter van 8,4% in 1953. Vanaf 1949 kenden alleen 1960 en 1964 een nog iets hogere groei. Minister Suurhoff i (Sociale Zaken en Volksgezondheid) bracht in deze kabinetsperiode de Algemene Ouderdomswet (AOW) tot stand, die in 1957 in werking zou treden. De overheidsfinanciën verslechterden in deze kabinetsperiode meer dan onder de latere kabinetten in de jaren zeventig en na 2008.

8.

Wetgeving

9.

Beleid per departement

Jusitie i

  • Mensenrechtenverdrag

    In 1954 werd te Rome het 'Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens' ondertekend door o.a. Nederland. Datzelfde jaar werd dit verdrag bij wet goedgekeurd.

  • Positie van de vrouw

    Het kabinet bracht een wet tot stand die de handelingsonbekwaamheid van de gehuwde vrouw ophief.

Uniezaken en Overzeese Rijksdelen i

  • Koninkrijksstatuut 1954

    Met de totstandkoming van het Statuut voor het Koninkrijk in 1954 i werden Suriname en de Nederlandse Antillen zelfstandige onderdelen van het Koninkrijk met elk een eigen regering. Het Statuut werd op 29 december 1954 afgekondigd.

  • Einde van de Nederlands-Indonesische Unie

    Op 15 februari 1956 kwam er officieel een einde aan de Nederlands-Indonesische Unie. De relaties met de

    voormalige kolonie verslechterden zienderogen.

10.

Bijzonderheden

Wederopbouw

De wederopbouw werd voortgezet. Onder minister Witte werd een omvangrijk bouwprogramma gerealiseerd (80.000 woningen per jaar).

Watersnoodramp

Op 1 februari 1953 vonden grote overstromingen plaats in Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant, doordat ten gevolge van een combinatie van storm en springvloed de dijken het op veel plaatsen begaven. Circa 141.000 ha land werd overstroomd. Ruim 1800 mensen verdronken. De totale schade bedroeg f 503 miljoen (5% van het nationaal inkomen).

Naar aanleiding van de watersnoodramp kwam Minister Algera met een Noodwet dijkherstel en gaf hij de opdracht tot het maken van een Deltaplan voor betere bescherming van Zuid-West Nederland.

Mandement van 1954

Het door de bisschoppen in 1954 uitgebrachte 'Mandement i' waarin katholieken werd ontraden lid te blijven van de PvdA zorgde wel voor onrust, maar leidde niet tot een breuk tussen KVP en PvdA. De katholieken in de PvdA besloten uiteindelijk de aanbeveling van de bisschoppen niet te volgen.

Problemen aan het Hof

Gedurende deze jaren ontstonden spanningen in het huwelijk van koningin Juliana en prins Bernhard. Daarbij speelden bijeenkomsten met de spirituele genezeres Greet Hofmans i, waaraan ook leden van de hofhouding deelnamen, een belangrijke rol. Door toedoen van prins Bernhard kwamen de problemen naar buiten via de Duitse en Britse pers.

Tijdens de kabinetsformatie van 1956 bereikte de kwestie-Soestdijk of Greet-Hofmansaffaire een hoogtepunt.

Een in 1956 door het kabinet op verzoek van Juliana en Bernhard ingesteld driemanschap - bestaande uit Beel i (oud-premier), Tjarda van Starkenborch Stachouwer i (oud-Gouverneur-Generaal) en Gerbrandy i (oud-premier) - zou uiteindelijk een echtscheiding en constitutionele crisis weten te voorkomen. De spirituele genezeres Greet Hofmans i verdween van Soestdijk en de hofhouding werd gereorganiseerd.

Grondwetsherziening 1956

In 1956 werd de Grondwet herzien ten aanzien van de ledenaantallen van Eerste en Tweede Kamer, de schadeloosstelling, kosten en pensioen van leden van de Tweede Kamer, kostenvergoeding voor leden van de Eerste Kamer, de krijgsmacht, de buitenlandse betrekkingen en aanpassing aan de nieuwe rechtsorde van het Koninkrijk.

11.

Troonredes

Vijf keer las Koningin Juliana i de troonrede voor onder het kabinet-Drees III. Vooral de voorspoedige wederopbouw en het economische herstel kregen in deze redes aandacht. Tijdens de troonrede van 1956 was het kabinet al demissionair i.

12.

Einde van het kabinet

Ondanks de bijna-crisis in 1955, maakte het kabinet-Drees III de volledige termijn van vier jaar vol. Op 13 juni 1956, de dag van de Tweede Kamerverkiezingen i, werd het kabinet demissionair. Opvolger was het kabinet-Drees IV i.

 

Meer over