Alleen Luxemburg heeft er straks minder - Hoofdinhoud
In februari dit jaar schreef ik al eens over de omvang van de Tweede Kamer. Aanleiding was een opmerking in vragende zin van R.J. Hoekstra i, voorzitter van de Nationale Conventie i, over eventuele vermindering van het ledental van 150 naar 100. Uit het concept-verslag blijkt dat de Nationale Conventie hierover geen aanbeveling doet en zich verder ook niet met de vraag heeft beziggehouden.
PvdA en VVD komen in hun ontwerp-verkiezingsprogramma niettemin met het voorstel om het aantal Kamerleden terug te brengen naar 100. Het parlement moet kleiner en daarmee, zo heet het, slagvaardiger worden. Dat er een fundamentele discussie over het onderwerp is gevoerd, is mij niet gebleken (misschien komt dat nog). En dat lijkt mij, bij een toch belangrijk onderwerp als de gewenste omvang van de volksvertegenwoordiging een eerste vereiste.
Oorspronkelijk (in 1848) is gekozen voor een direct verband tussen het aantal afgevaardigden en het aantal burgers dat zij vertegenwoordigden (1 op 45.000 inwoners). Groei van de bevolking leidde tot 1888 tot geleidelijke stijging van het ledental tot 100. De laatste - en enige - uitbreiding, naar 150 leden, was in 1956. Ons land telde toen circa 11 miljoen inwoners. Inmiddels zijn dat er ruim 16 miljoen. In die zin zou eerder aan groei dan aan inkrimping moeten worden gedacht. In andere landen van de EU - met overigens soms, zoals België, een federatief staatsbestel - zijn er veel meer afgevaardigden per aantallen inwoners. Enkele cijfers:
land |
aantal inwoners |
aantal parlementsleden* |
één afgevaardigde |
---|---|---|---|
Letland |
2,3 miljoen |
100 |
23000 |
Finland |
5,2 miljoen |
200 |
26000 |
Portugal |
10,6 miljoen |
240 |
44200 |
Tsjechië |
10,2 miljoen |
200 |
51000 |
België |
10,5 miljoen |
150 |
70000 |
Polen |
38,6 miljoen |
460 |
83900 |
Nederland |
16,3 miljoen |
150 |
108700 |
-
*Alleen van de Kamers van volksvertegenwoordigers zoals onze Tweede Kamer
Nu is de verhouding inwonertal-afgevaardigden niet het enige criterium voor het bepalen van de omvang. Allereerst zouden de vragen aan de orde moeten komen wat we zien als taak van de volksvertegenwoordiging en hoe daaraan het beste invulling worden gegeven. Ook de vraag of de Kamer in voldoende mate representatief is voor de diverse in de bevolking levende opvattingen is van belang.
Als probleem wordt soms - overigens uitsluitend door grotere fracties - ervaren dat niet alle fractieleden voldoende om handen hebben. Feit is dat sommige woordvoerders heel vaak het woord voeren en anderen vrijwel nooit. Dat is echter in de eerste plaats een zaak van interne werkverdeling en openbaar optreden is uiteraard niet het enige wat van belang is voor een Kamerlid. Specifieke deskundigheid lijkt echter niet altijd optimaal benut te worden. Het PvdA-Kamerlid Godelieve van Heteren i, die goed bekend was met de zorgsector, kwam in de Kamer bijvoorbeeld onvoldoende aan de bak.
Vermindering van het aantal leden zal er, denk ik, vooral toe leiden dat de leden die het nu al erg druk hebben, straks helemaal niet meer toekomen aan allerlei zaken die ook tot de functie van Kamerlid behoren. Zoals contact houden met de achterban, vertegenwoordigen van de eigen regio, op werkbezoeken gaan, verrichten van ombudswerk (of gewoon het beantwoorden van brieven en e-mails) en het doen van onderzoek. De Nationale Conventie stelt voor het parlement meer onderzoek te laten verrichten, met name naar maatschappelijke problemen. Als het aantal Kamerleden klein is, zal daarvoor weinig ruimte zijn.
Dat kleine fracties relatief harder worden 'getroffen' door vermindering van het aantal leden, staat buiten kijf. Juist hen kan echter niet worden verweten dat zij de slagvaardigheid belemmeren.
Nederland heeft nu al relatief de minste afgevaardigden. Het Luxemburgse parlement heeft 60 leden, maar dat land telt nog geen half miljoen inwoners. Als Nederland teruggaat naar 100 leden vertegenwoordigt één Kamerlid 163.000 inwoners. Zou dat echt bijdragen aan het verkleinen van de kloof tussen kiezer en gekozene?