Afdeling II - Andere kennis - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
De navolgende bepalingen dienen ter bevordering van de verspreiding van al of niet geoctrooieerde kennis, waarover niet de Gemeenschap de beschikking heeft, doch die toebehoort aan anderen. Ook hier wordt ernaar gestreefd deze verspreiding op zo ruim mogelijke wijze te doen geschieden.
Verspreiding omvat, zoals boven uiteengezet, dus niet alleen de mededeling der kennis aan anderen, doch ook, waar nodig, de toepassing ervan door anderen.
Langs minnelijke weg kan de Commissie de verspreiding zowel van beschermde als van niet speciaal beschermde kennis op alle mogelijke manieren bevorderen. Hierover handelen de artikelen 14 en 15. De mededeling van niet door octrooien of anderszins beschermde kennis kan vanzelfsprekend, zoals hierboven uiteengezet, niet worden afgedwongen. Het bestaan van deze kennis is immers alleen de eigenaar daarvan bekend, die haar als fabrieksgeheim pleegt te behandelen.
De artikelen 16 i, en 17 t/m 23, die dwangmaatregelen betreffen ter bevordering van de toepassing ervan, gaan vanzelfsprekend alleen over de door octrooien of andere bijzondere rechten beschermde kennis.
Licentieverlening door arbitrage of ambtshalve
De belangen van de Gemeenschap gedogen zoals boven reeds opgemerkt niet, dat, wanneer het gaat om uitvindingen op het gebied van de kernenergie, die van belang zijn voor de werkzaamheden en de doeleinden van de Gemeenschap, de daarvoor noodzakelijke toepassing van deze uitvindingen wordt belet door een octrooihouder, die weigert licenties te verlenen. De artikelen 1723 voorzien dan ook in de verlening van gedwongen licentie, wanneer dat het geval is.
Daarbij wordt aangesloten op de in alle Lid-Staten reeds bestaande nationale procedure tot verlening van dergelijke licenties. De praktijk heeft uitgewezen, dat de werking van dit middel in hoofdzaak preventief is; een verzoek om verlening van een gedwongen licentie is overal een zeer zeldzaam verschijnsel. Niettemin blijft een dergelijke licentie een maatregel, waartoe de Gemeenschap ook in het uiterste geval slechts ongaarne haar toevlucht zal nemen. Bovendien is de desbetreffende procedure, die men in ieder land, voor welks gebied men een licentie wenst, apart zal moeten aanspannen, tijdrovend en omslachtig. Daarom voorzien de artikelen 1723 eveneens in een arbitrageprocedure voor een internationale commissie voor het geval de octrooihouder niet in beginsel weigerachtig is een licentie te verlenen, maar de onderhandelingen met hem op bepaalde punten afstuiten.
Uiteraard is een en ander, evenals de regeling van de gedwongen licentie, met de nodige waarborgen voor de octrooihouder omkleed.
Artikelen 1823. Deze artikelen geven een regeling voor het geval de octrooihouder weigert een licentie te verlenen. De regeling voorziet o.m. in de mogelijkheid van inschakeling van een Arbitragecommissie. De octrooihouder heeft de keuze om de zaak al dan niet aan de Arbitragecommissie voor te leggen. Weigert de octrooihouder de arbitrage, dan kan de Commissie de betrokken Lid-Staat verzoeken om een gedwongen licentie te verlenen of te doen verlenen.
Weigert de betrokken Lid-Staat de licentieverlening, dan kan de Commissie zich wenden tot het Hof van Justitie. De vaststelling van de vergoeding wordt op soortgelijke wijze geregeld, met dien verstande, dat de bevoegde nationale instantie haar vaststelt, indien de octrooihouder de arbitrage weigert.