Artikel 106: Eerder gesloten verdragen over kernenergie - Hoofdinhoud
De Lid-Staten die vóór de inwerkingtreding van dit Verdrag met derde Staten akkoorden hebben gesloten betreffende de samenwerking op het gebied van de kernenergie, zijn gehouden te zamen met de Commissie de noodzakelijke onderhandelingen te voeren met deze derde Staten, ten einde de rechten en verplichtingen welke uit deze akkoorden voortvloeien voor zover zulks mogelijk is te doen overnemen door de Gemeenschap.
Ieder nieuw akkoord dat uit deze onderhandelingen voortvloeit behoeft de toestemming van de Lid-Staat of Lid-Staten welke de bovenbedoelde akkoorden hebben ondertekend, alsook de goedkeuring van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit.
Ten einde de bestaande overeenkomsten van samenwerking van Lid-Staten met derde Staten aan te passen aan het Euratomverdrag, moeten gezamenlijke onderhandelingen met deze derde Staten worden geopend, welke ten doel hebben de rechten en verplichtingen van de Lid-Staten door de Gemeenschap te doen overnemen, voor zover zulks mogelijk is. In hoeverre deze onderhandelingen resultaat zullen opleveren, hangt uiteraard van de bereidwilligheid van de betrokken derde Staat af.
Ook de betrokken Lid-Staat, evenals de Raad, moet instemmen met iedere nieuwe op grond van deze onderhandelingen te sluiten overeenkomst.
Dit artikel is niet van toepassing op particuliere overeenkomsten van samenwerking, zoals van het R.C.N. met Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk.