Artikel 194: Geheimhoudingsplicht, sancties bij schending

193
Artikel 194
195
  • 1. 
    De leden van de instellingen der Gemeenschap, de leden van de comités, de ambtenaren en personeelsleden van de Gemeenschap alsook alle andere personen die hetzij door hun functie, hetzij door hun openbare of particuliere betrekkingen met de instellingen of installaties van de Gemeenschap of met de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in aanmerking komen om inzage te nemen of te krijgen van feiten, inlichtingen, kennis, documenten of voorwerpen die geheim moeten worden gehouden krachtens de door een Lid-Staat of een instelling van de Gemeenschap getroffen voorzieningen, zijn verplicht deze zelfs na afloop van die functies of betrekkingen geheim te houden voor elke onbevoegde persoon alsook voor het publiek.

    Elke Lid-Staat beschouwt iedere schending van deze verplichting als een inbreuk op zijn beschermde geheimen, die voor wat betreft zowel de zaak zelf als de bevoegdheid valt onder de bepalingen van zijn wetgeving inzake het in gevaar brengen van de veiligheid van de Staat of de schending van het beroepsgeheim. Hij vervolgt op verzoek van iedere betrokken Lid-Staat of van de Commissie een ieder die zich aan een dergelijke schending heeft schuldig gemaakt en die onder zijn rechtsmacht valt.

  • 2. 
    Iedere Lid-Staat doet aan de Commissie mededeling van alle bepalingen die op zijn grondgebied de classificering en de geheimhouding regelen van inlichtingen, kennis, documenten of voorwerpen die binnen de werkingssfeer van dit Verdrag vallen.

    De Commissie draagt zorg voor de mededeling van die bepalingen aan de andere Lid-Staten.

    Ten einde de geleidelijke invoering van een zo eenvormig en zo ruim mogelijke bescherming der beschermde geheimen te vergemakkelijken, neemt elke Lid-Staat alle daartoe dienstige maatregelen. Na raadpleging van de betrokken Lid-Staten kan de Commissie te dien einde alle aanbevelingen doen.

  • 3. 
    De instellingen van de Gemeenschap en hun installaties, alsmede de Gemeenschappelijke Ondernemingen zijn gehouden, met betrekking tot de bescherming van geheimen de bepalingen toe te passen die van kracht zijn op het grondgebied waar ieder van hen gevestigd is.
  • 4. 
    Iedere machtiging om kennis te nemen van binnen de werkingssfeer van het Verdrag vallende en door geheimhouding beschermde feiten, inlichtingen, documenten of voorwerpen die hetzij door een instelling van de Gemeenschap, hetzij door een Lid-Staat verleend wordt aan een persoon werkzaam op het terrein waarop dit Verdrag van toepassing is, wordt door iedere andere instelling en iedere andere Lid-Staat erkend.
  • 5. 
    De bepalingen van dit artikel vormen geen beletsel voor de toepassing van de bijzondere bepalingen voortvloeiende uit akkoorden tussen een Lid-Staat en een derde Staat of een internationale organisatie.

1.

Toelichting Nederlandse regering

In verband met de bijzondere geheimen, waarmede Euratom te maken zal hebben, zoals geheimhouding van uitvindingen en geheime octrooien om defensieredenen en van octrooiaanvragen, is dit artikel verder uitgewerkt dan artikel 214 van de Europese Economische Gemeenschap i.

Een ieder is als lid, als ambtenaar van de Gemeenschap of als particulier door zijn betrekkingen met de Gemeenschap, tot geheimhouding verplicht. Iedere Lid-Staat beschouwt en vervolgt iedere schending als een in gevaar brengen van de veiligheid van de Staat of als schending van het beroepsgeheim.

Dit houdt in, dat de vervolging ook geschiedt als het een geheim betreft, dat de defensiebelangen van een andere Lid-Staat raakt en de eigen veiligheid dus niet in gevaar werd gebracht.

Lid 2 regelt de onderlinge bekendmaking en de harmonisatie der geheimhoudingsreglementen der Lid-Staten.

Lid 3 verklaart de nationale bepalingen met betrekking tot de bescherming van geheimen geldend op hun plaats van vestiging van toepassing op de instelling van de Gemeenschap en hun installaties en op de Gemeenschappelijke Ondernemingen.

Lid 4 regelt, dat iedere machtiging door een Lid-Staat of de Gemeenschap om van geheimen kennis te nemen door de andere Lid-Staten en andere instellingen van de Gemeenschap wordt erkend.

Lid 5 zondert overeenkomsten met een derde Staat of een internationale organisatie uit bij de toepassing van dit artikel.

Aangezien zulke overeenkomsten vaak ook geheimhoudingsbepalingen inhouden, die moeten voldoen aan de eisen,gesteld door de derde Staat of organisatie, is deze uitzondering noodzakelijk, indien men het sluiten of uitvoeren van dergelijke overeenkomsten niet onmogelijk wil maken. De tweede Amerikaanse overeenkomst bevat geheimhoudingsbepalingen, zodat dit punt ook voor ons land van belang is.