Vijfde Titel - Algemene bepalingen - Hoofdinhoud
Inhoudsopgave
- 184: Rechtspersoonlijkheid
- 185: Handelingsbevoegdheid in de Lid-Staten
- 186: Statuut ambtenaren, regeling andere personeelsleden
- 187: Verzameling gegevens en verificatie door Commissie
- 188: Contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap
- 189: Locatie instellingen
- 190: Taalgebruik
- 191: Voorrechten en immuniteiten
- 192: Beginsel van loyale samenwerking
- 193: Geschil bij uitlegging of toepassing Verdrag
- 194: Geheimhoudingsplicht, sancties bij schending
- 195: Nationale regelingen voor toegang tot ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen
- 196: Definitie begrippen "persoon" en "onderneming"
- 197: Definitie begrippen "bijzondere splijtstoffen", "uranium verrijkt in de isotopen 235 of 233", "grondstoffen", "ertsen"
- 198: Territoriaal toepassingsgebied
- 199: Dienstige betrekkingen met de Verenigde Naties en de GATT, wenselijke betrekkingen met internationale organisaties
- 200: Dienstige samenwerking met Raad van Europa
- 201: Nauwe samenwerking met OESO
- 202: Benelux
- 203: Flexibiliteitsclausule
- 204: Herziening van het Verdrag
- 205: Nieuwe Lid-Staten, procedure
- 206: Associatie met staten of internationale organisaties
- 207: Protocollen
- 208: Duur
184: Rechtspersoonlijkheid
De Gemeenschap bezit rechtspersoonlijkheid.
185: Handelingsbevoegdheid in de Lid-Staten
In elk der Lid-Staten heeft de Gemeenschap de ruimste handelingsbevoegdheid welke door de nationale wetgevingen aan rechtspersonen wordt toegekend; zij kan met name roerende en onroerende goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. Te dien einde wordt zij door de Commissie vertegenwoordigd.
186: Statuut ambtenaren, regeling andere personeelsleden
De Raad stelt met eenparigheid van stemmen, in samenwerking met de Commissie en na raadpleging van de andere betrokken instellingen, het statuut van de ambtenaren vast, alsmede de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschap.
Na het einde van het vierde jaar, te rekenen van het tijdstip van inwerkingtreding van dit Verdrag, kunnen dat statuut en die regeling door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de andere betrokken instellingen, worden gewijzigd.
187: Verzameling gegevens en verificatie door Commissie
Voor de vervulling van de haar opgedragen taken kan de Commissie, binnen de grenzen en onder de voorwaarden door de Raad overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag vastgesteld, alle gegevens verzamelen en alle noodzakelijke verificaties verrichten.
188: Contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap
De contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschap wordt beheerst door de wet welke op het betrokken contract van toepassing is.
Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet de Gemeenschap overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der Lid-Staten gemeen hebben, de schade vergoeden die door haar instellingen of door haar personeelsleden in de uitoefening van hun functies is veroorzaakt.
De persoonlijke aansprakelijkheid der personeelsleden jegens de Gemeenschap wordt geregeld bij de bepalingen welke hun statuut of de op hen toepasselijke regeling vaststellen.
189: Locatie instellingen
De zetel van de instellingen der Gemeenschap wordt in onderlinge overeenstemming door de regeringen der Lid-Staten vastgesteld.
190: Taalgebruik
De regeling van het taalgebruik door de instellingen der Gemeenschap wordt, onverminderd de bepalingen van liet reglement van het Hof van Justitie, door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld.
191: Voorrechten en immuniteiten
De Gemeenschap geniet, overeenkomstig de bepalingen van een afzonderlijk protocol, op het grondgebied van de Lid-Staten de voorrechten en immuniteiten welke nodig zijn ter vervulling van haar taak.
192: Beginsel van loyale samenwerking
De Lid-Staten treffen alle algemene of bijzondere maatregelen ter uitvoering van de verplichtingen welke voortvloeien uit het Verdrag of het gevolg zijn van de handelingen der instellingen van de Gemeenschap. Zij vergemakkelijken de vervulling van haar taak.
Zij onthouden zich van alle maatregelen die de verwezenlijking van de doelstellingen van dit Verdrag in gevaar kunnen brengen.
193: Geschil bij uitlegging of toepassing Verdrag
De Lid-Staten verbinden zich, een geschil betreffende de uitlegging of de toepassing van dit Verdrag niet op andere wijze te doen beslechten dan in dit Verdrag is voorgeschreven.
194: Geheimhoudingsplicht, sancties bij schending
-
1.De leden van de instellingen der Gemeenschap, de leden van de comités, de ambtenaren en personeelsleden van de Gemeenschap alsook alle andere personen die hetzij door hun functie, hetzij door hun openbare of particuliere betrekkingen met de instellingen of installaties van de Gemeenschap of met de Gemeenschappelijke Ondernemingen, in aanmerking komen om inzage te nemen of te krijgen van feiten, inlichtingen, kennis, documenten of voorwerpen die geheim moeten worden gehouden krachtens de door een Lid-Staat of een instelling van de Gemeenschap getroffen voorzieningen, zijn verplicht deze zelfs na afloop van die functies of betrekkingen geheim te houden voor elke onbevoegde persoon alsook voor het publiek.
Elke Lid-Staat beschouwt iedere schending van deze verplichting als een inbreuk op zijn beschermde geheimen, die voor wat betreft zowel de zaak zelf als de bevoegdheid valt onder de bepalingen van zijn wetgeving inzake het in gevaar brengen van de veiligheid van de Staat of de schending van het beroepsgeheim. Hij vervolgt op verzoek van iedere betrokken Lid-Staat of van de Commissie een ieder die zich aan een dergelijke schending heeft schuldig gemaakt en die onder zijn rechtsmacht valt.
-
2.Iedere Lid-Staat doet aan de Commissie mededeling van alle bepalingen die op zijn grondgebied de classificering en de geheimhouding regelen van inlichtingen, kennis, documenten of voorwerpen die binnen de werkingssfeer van dit Verdrag vallen.
De Commissie draagt zorg voor de mededeling van die bepalingen aan de andere Lid-Staten.
Ten einde de geleidelijke invoering van een zo eenvormig en zo ruim mogelijke bescherming der beschermde geheimen te vergemakkelijken, neemt elke Lid-Staat alle daartoe dienstige maatregelen. Na raadpleging van de betrokken Lid-Staten kan de Commissie te dien einde alle aanbevelingen doen.
-
3.De instellingen van de Gemeenschap en hun installaties, alsmede de Gemeenschappelijke Ondernemingen zijn gehouden, met betrekking tot de bescherming van geheimen de bepalingen toe te passen die van kracht zijn op het grondgebied waar ieder van hen gevestigd is.
-
4.Iedere machtiging om kennis te nemen van binnen de werkingssfeer van het Verdrag vallende en door geheimhouding beschermde feiten, inlichtingen, documenten of voorwerpen die hetzij door een instelling van de Gemeenschap, hetzij door een Lid-Staat verleend wordt aan een persoon werkzaam op het terrein waarop dit Verdrag van toepassing is, wordt door iedere andere instelling en iedere andere Lid-Staat erkend.
-
5.De bepalingen van dit artikel vormen geen beletsel voor de toepassing van de bijzondere bepalingen voortvloeiende uit akkoorden tussen een Lid-Staat en een derde Staat of een internationale organisatie.
195: Nationale regelingen voor toegang tot ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen
De instellingen van de Gemeenschap alsook het Agentschap en de Gemeenschappelijke Ondernemingen moeten bij de toepassing van dit Verdrag de voorwaarden in acht nemen welke in de nationale regelingen om redenen van openbare orde of volksgezondheid gesteld zijn voor de toegang tot de ertsen, grondstoffen en bijzondere splijtstoffen.
196: Definitie begrippen "persoon" en "onderneming"
Voor de toepassing van dit Verdrag en voor zover hierin niet anders is bepaald, wordt verstaan onder:
-
a)"persoon": iedere natuurlijke persoon die op de grondgebieden van de Lid-Staten zijn werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent op het door het desbetreffende hoofdstuk van het Verdrag bepaalde terrein;
-
b)"onderneming": iedere onderneming of instelling welke haar werkzaamheden geheel of gedeeltelijk uitoefent onder dezelfde voorwaarden als bedoeld onder a), ongeacht haar publiek- of privaatrechtelijke positie.
197: Definitie begrippen "bijzondere splijtstoffen", "uranium verrijkt in de isotopen 235 of 233", "grondstoffen", "ertsen"
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
-
1."bijzondere splijtstoffen": plutonium 239, uranium 233, uranium verrijkt in de isotopen 235 of 233; elk produkt dat een of meer der hierbovengenoemde isotopen bevat, evenals die andere splijtstoffen die door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie als zodanig worden aangewezen; de term "bijzondere splijtstoffen" is echter niet van toepassing op grondstoffen;
-
2."uranium verrijkt in de isotopen 235 of 233": uranium dat hetzij uranium 235, hetzij uranium 233, hetzij beide isotopen bevat in een zodanige hoeveelheid dat de verhouding tussen de som van die twee isotopen en de isotoop 238 groter is dan de verhouding tussen de isotoop 235 en de isotoop 238 in natuurlijk uranium;
-
3."grondstoffen": uranium dat het mengsel van isotopen bevat zoals dit in de natuur wordt aangetroffen, uranium waarvan het gehalte aan uranium 235 lager is dan normaal, thorium, alle hierboven vermelde materialen in de vorm van metaal, van legeringen, van chemische verbindingen of van concentraten, ieder ander materiaal dat een of meer der hierboven vermelde stoffen bevat in een gehalte dat door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie wordt vastgesteld;
-
4."ertsen": elk erts dat een door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van de Commissie vast te stellen gemiddeld gehalte aan bestanddelen bevat, die het mogelijk maken om door doelmatige scheikundige en natuurkundige behandeling grondstoffen te verkrijgen als hierboven zijn omschreven.
198: Territoriaal toepassingsgebied
Voor zover in het Verdrag niet anders is bepaald, zijn de bepalingen van dit Verdrag van toepassing op de Europese grondgebieden van de Lid-Staten en op de niet-Europese grondgebieden welke onder hun rechtsmacht vallen.
Zij zijn eveneens van toepassing op de Europese grondgebieden welker buitenlandse betrekkingen door een Lid-Staat worden behartigd.
199: Dienstige betrekkingen met de Verenigde Naties en de GATT, wenselijke betrekkingen met internationale organisaties
De Commissie is belast met de zorg voor alle dienstige betrekkingen met de organen van de Verenigde Naties, van hun gespecialiseerde organisaties en van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel.
Zij onderhoudt bovendien de wenselijk geachte betrekkingen met alle internationale organisaties.
200: Dienstige samenwerking met Raad van Europa
De Gemeenschap brengt elke dienstige samenwerking tot stand met de Raad van Europa.
201: Nauwe samenwerking met OESO
De Gemeenschap brengt met de Organisatie voor Europese Economische Samenwerking een nauwe samenwerking tot stand welke zal plaatsvinden op de wijze die in onderlinge overeenstemming zal worden vastgesteld.
202: Benelux
De bepalingen van dit Verdrag vormen geen beletsel voor het bestaan en de voltooiing van de regionale unies tussen België en Luxemburg alsmede tussen België, Luxemburg en Nederland, voor zover de doelstellingen van die regionale unies niet bereikt zijn door toepassing van dit Verdrag.
203: Flexibiliteitsclausule
Indien een optreden van de Gemeenschap noodzakelijk blijkt ter verwezenlijking van een der doelstellingen van de Gemeenschap zonder dat dit Verdrag in de daartoe vereiste bevoegdheden voorziet, neemt de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering, de passende maatregelen.
204: Herziening van het Verdrag
De regering van elke Lid-Staat of de Commissie kan aan de Raad ontwerpen voorleggen tot herziening van dit Verdrag.
Indien de Raad na raadpleging van de Vergadering en, in voorkomende gevallen, van de Commissie, gunstig adviseert ten aanzien van het bijeenkomen van een conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der Lid-Staten, wordt deze conferentie door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, ten einde in onderlinge overeenstemming de in dit Verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen.
De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle Lid-Staten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.
205: Nieuwe Lid-Staten, procedure
Elke Europese Staat kan verzoeken lid te worden van de Gemeenschap. Hij richt zijn verzoek tot de Raad, die, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen, met eenparigheid van stemmen beslist.
De voorwaarden voor de toelating en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van dit Verdrag vormen het onderwerp van een akkoord tussen de Lid-Staten en de Staat die het verzoek indient. Dit akkoord moet door alle contracterende Staten worden bekrachtigd, overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen.
206: Associatie met staten of internationale organisaties
De Gemeenschap kan met een derde Staat, een Staten-unie of een internationale organisatie akkoorden sluiten, waardoor een associatie wordt tot stand gebracht welke door wederzijdse rechten en verplichtingen, gemeenschappelijk optreden en bijzondere procedures wordt gekenmerkt.
Die akkoorden worden gesloten door de Raad krachtens een na raadpleging van de Vergadering met eenparigheid van stemmen genomen besluit.
Wanneer die akkoorden wijzigingen in dit Verdrag medebrengen, moeten deze wijzigingen vooraf worden aangenomen volgens de procedure bedoeld in artikel 204.
207: Protocollen
De protocollen die, in onderlinge overeenstemming tussen de Lid-Staten, aan dit Verdrag worden gehecht, maken een integrerend deel daarvan uit.
208: Duur
Dit Verdrag wordt voor onbeperkte tijd gesloten.