Een wijs besluit - Hoofdinhoud
Onze Grondwet moet in de toekomst vermelden dat Nederland een ‘democratische rechtsstaat’ is. De Eerste Kamer heeft op dit punt voet bij stuk gehouden, ook al wilden zowel Rutte I als Rutte II er eigenlijk niet aan.
Op de eerste vergadering na het zomerreces bleek minister Plasterk van Binnenlandse Zaken echter bereid alsnog te buigen voor de wil van een grote meerderheid van de senaat. Die steunt daarmee een eerdere aanbeveling van de Staatscommissie Grondwet. Deze commissie vond het na rijp beraad nodig dat bij een toekomstige modernisering van onze allerbelangrijkste wet expliciet de aard van onze staat zou worden vastgelegd: we zijn - grondwettelijk - een staat waarin de burgers via verkiezingen zeggen wie hen mag regeren en waarin de macht van de staat
over de burgers geregeld en begrensd wordt door het recht.
Het kabinet-Rutte I (VVD-CDA) zag daar, bij monde van toenmalig minister Donner, echter weinig in. Rutte II (VVD-PvdA) wilde aan die koers vasthouden, maar stuitte op een andersdenkende meerderheid in de Eerste Kamer, die duidelijk maakte zwaar te zullen tillen aan het opnieuw negeren van zijn opvatting door de regering.
En dat is terecht. Er is namelijk geen enkele reden om ervan uit te gaan dat onze democratische rechtsstaat een trivialiteit is die niet expliciet benoemd hoeft te worden, omdat ze door iedereen wordt erkend. Sterker nog, zij is een onrustig bezit zoals de rechtsfilosoof René Foqué betoogde in zijn Rechtsstaatslezing van 2011. De spanning tussen de democratie en de rechtsstaat wordt overal in Europa juist steeds duidelijker zichtbaar. Het gezag van de rechterlijke macht staat onder druk van opinieleiders die ertegen ageren, en van politici die de neiging hebben om zich boven de wet te plaatsen.
Voorbeelden uit landen als Hongarije en Italië kan iedereen noemen, maar ook in ons land bestaat altijd het gevaar dat we - al dan niet onbewust - de waarden van de democratische rechtsstaat ondermijnen. Alleen daarom al is het opnemen ervan in de Grondwet van meerwaarde. Het herinnert ons eraan wie we zijn en wie we willen zijn, zoals PvdA-senator Klaas de Vries terecht tijdens het debat opmerkte.
Een meerderheid van de senaat hield dan ook voet bij stuk. Minister Plasterk herzag daarop zijn aanvankelijke weigering en kwam de Kamer tegemoet. Hij zal de komende tijd de eerste noodzakelijke stappen in dit proces zetten. Een wijs besluit, niet alleen omdat hiermee een potentiële botsing tussen regering en Kamer wordt voorkomen, maar vooral omdat onze
Grondwet verrijkt kan worden met een bepaling die de essentie van ons staatsbestel beschrijft en die alle dienaars van de publieke zaak aan hun morele verplichting herinnert deze overeind te houden.
Arjan Vliegenthart
Deze column verscheen eerder in de SC, de opvolger van de Staatscourant