Herziening detacheringsrichtlijn - Hoofdinhoud
In mei en juni 2018 stemden het Europees Parlement i en de Raad van Ministers i in met een nieuwe, herziene detacheringsrichtlijn. Volgens deze nieuwe richtlijn mag detachering in een ander EU-land maximaal 12 maanden duren, met een mogelijke verlenging van 6 maanden, en moeten de arbeidsvoorwaarden voor gedetacheerde werknemers in lijn zijn met die van werknemers in het gastland waar de gedetacheerde werknemer is geplaatst. De lidstaten moeten de de regels omzetten in nationale wetgeving.
Voordat deze nieuwe richtlijn van kracht was, konden werknemers uit Oost-Europese lidstaten tijdelijk tegen een lager loon in West-Europese EU-landen werken. Deze Europese detacheringsrichtlijn, die in 1997 van kracht werd, maakte dat mogelijk. Dit leidde volgens verschillende ministers uit voornamelijk West-Europese EU-landen tot oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt. Met de nieuwe regels voor detachering wilde de Europese Commissie i hier iets aan doen.
Het voorstel voor herziening van de detacheringsrichtlijn stuitte in 2016 op veel verzet. Elf nationale parlementen, voornamelijk uit Oost-Europese landen, trokken een gele kaart i tegen de herziening van de richtlijn. De parlementen oordeelden dat het voorstel niet voldeed aan de subsidiariteitseisen i; zij vonden het een zaak voor nationale regeringen. De Europese Commissie besloot het voorstel, ondanks die gele kaart, toch te handhaven. Volgens de Commissie heeft de Europese Unie wel degelijk de bevoegdheid om over dit onderwerp wetgeving te maken. In 2018 werd de nieuwe richtlijn goedgekeurd door Parlement en Raad.
Inhoudsopgave
De belangrijkste aanpassing op de oude richtlijn betreft het loon van de gedetacheerde werknemer, dat tevens het grootste struikelpunt was. De nieuwe richtlijn kijkt niet langer enkel naar het minimumloon van het gastland, maar ook naar de regels inzake bezoldiging. Het is aan de gastlidstaten zelf om te omschrijven wat in elk land onder bezoldiging wordt verstaan.
Overige aanpassingen:
-
-Wanneer werknemers langer dan 12 maanden gedetacheerd worden in een andere EU-lidstaat, gaat ook de wetgeving inzake arbeidsrecht van de gastlidstaat gelden. Werknemers worden dan bijvoorbeeld beschermd tegen onrechtmatig ontslag als de wetgeving van het gastland daarin voorziet, ook al bestaan dergelijke beschermende maatregelen niet in het thuisland.
-
-Vergoedingen zoals transportkosten en bezoldigingskosten mogen niet langer op het loon worden ingehouden. Ook dienen voor alle werknemers dezelfde toeslagen te worden uitgekeerd.
-
-Voor alle werknemers gaat dezelfde cao gelden, ongeacht de sector waar zij in werken (bijvoorbeeld bouw of gezondheidszorg).
-
-Lidstaten moeten fraude en misbruik van de regels met sancties bestraffen.
-
-In EU-wetgeving is al vastgelegd dat voor lokale uitzendkrachten dezelfde arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden moeten gelden als voor collega's in vaste dienst. Dat gaat nu ook gelden voor uitzendkrachten die gedetacheerd worden vanuit een andere EU-lidstaat.
Wanneer sprake is van een hoofdcontractant die delen van een opdracht laat uitvoeren door onderaannemers, mogen lidstaten deze onderaannemers verplichten dezelfde bezoldigingsregels te hanteren als de hoofdcontractant, ook als deze niet in een algemeen verbindende cao zijn vastgelegd. Zo kan een bedrijf niet langer aan de bezoldigingsregels ontsnappen door mensen uit andere lidstaten in te huren.
Een gedetacheerde werknemer is een werknemer die door zijn werkgever wordt gestuurd om tijdelijk een dienst in een andere EU-lidstaat uit te voeren. Gedetacheerde werknemers vertegenwoordigen maar ongeveer 1 procent van het totale aantal werknemers in de EU. Ze zijn echter sterk geconcentreerd in bepaalde sectoren en lidstaten: de bouwsector alleen nam in 2015 41,5 % van alle detacheringen voor zijn rekening, maar detachering is ook belangrijk in de verwerkende industrie, onderwijs, gezondheidszorg, sociale diensten en zakelijke dienstverlening.
De welvaart in West-Europa trekt arbeidsmigranten uit het oosten van Europa aan. Het Verenigd Koninkrijk en Ierland, die na de toetreding van de tien nieuwe lidstaten in 2004 een grote toestroom van Polen hebben verwerkt, waren al snel met het aankondigen van beperkingen. Ook Nederland en de Zuid-Europese lidstaten Italië, Griekenland en Spanje beperkten de toestroom.
De beperkingen die de andere lidstaten hadden opgelegd waren in de loop van de tijd al grotendeels versoepeld. In Nederland moesten Roemenen en Bulgaren tot eind 2013 een werkvergunning aanvragen. Die werd alleen verstrekt als de werkgever geen andere werknemers kon vinden, en aan de Roemeense en Bulgaarse arbeiders goede arbeidsomstandigheden en degelijke accommodatie geboden werd. Deze voorwaarden voor Roemenen en Bulgaren zijn per 1 januari 2014 vervallen.
Bovenstaande problematiek leidde ertoe dat er veel te doen was om de herziening van de detacheringsrichtlijn. Oost-Europese landen wilden geen strengere regels voor werknemers die vanuit hun land naar het westen gingen, terwijl West-Europese landen juist zo streng mogelijk wilden zijn over detachering. Na lange onderhandelingen zijn de regeringsleiders toch tot overeenstemming gekomen.
In 1997 werd de Europese detacheringsrichtlijn i (96/71/EG) ingevoerd, in Nederland geïmplementeerd als de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid i. Volgens de voorschriften in deze richtlijn geldt voor een werknemer die in dienst is bij een bedrijf uit lidstaat A (het thuisland) en gedetacheerd is in lidstaat B (het gastland) nog steeds het recht van lidstaat A. Daarnaast gelden een aantal basisrechten van lidstaat B. In een aantal sectoren, waaronder de bouw, gelden ook de cao's van lidstaat B.
De basisrechten die gelden, omvatten:
-
-het minimumloon van de gastlidstaat
-
-maximale werk- en minimale rustperioden
-
-minimumaantal betaalde vakantiedagen
-
-voorwaarden voor het ter beschikking stellen van werknemers door uitzendbureaus
-
-gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk
-
-gelijke behandeling van mannen en vrouwen
Sinds de invoering van de detacheringsrichtlijn, en met name na de EU-uitbreidingen van 2004 en 2007, zijn de loonverschillen tussen EU-lidstaten toegenomen. Daardoor is detachering ongewild een aantrekkelijk middel geworden om te bezuinigen op loonkosten. Buitenlandse bedrijven detacheren werknemers tegen het minimumloon van hun land van herkomst, terwijl werknemers uit de gastlidstaat die gelijksoortig werk doen vaak tot twee keer zoveel verdienen. Hierdoor ontstond in lidstaten met relatief goede arbeidsvoorwaarden de prikkel om deze te versoberen, om maar te kunnen blijven concurreren met andere lidstaten. Dit verschijnsel wordt ook wel sociale dumping genoemd.
Naast het tegengaan van sociale dumping, wil de Europese Commissie de nieuwe detacheringsrichtlijn ook meer in lijn brengen met andere EU-wetgeving die door de jaren heen is ingevoerd, zoals de Verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels i en de Uitzendrichtlijn i.
De Europese Commissie stuurde een eerste wijzigingsvoorstel voor de detacheringsrichtlijn op 8 maart 2016 naar het Europees Parlement i. Op dat voorstel kwam veel kritiek van diverse lidstaten. In mei 2016 trokken de parlementen van Bulgarije, Kroatië, Tsjechië, Denemarken, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië en Slowakije een gele kaart i tegen het voorstel. De nationale parlementen waren van oordeel dat de betaling van werknemers niet moet zijn vastgelegd in Europese regelgeving, maar dat dat geregeld moest worden in nationale wet- en regelgeving. Ook zou de Europese Commissie de toegevoegde waarde van het voorstel niet genoeg duidelijk hebben gemaakt.
De Europese Commissie bestudeerde vervolgens het voorstel opnieuw, maar stelde een maand later al dat de Europese Unie wel de bevoegdheid heeft om de regelgeving rond grensoverschrijdende detachering aan te passen en uit te bouwen. De detacheringsrichtlijn gaat over gelijke werkomstandigheden (zoals loon) voor werknemers binnen een land, of ze nu burger zijn van dat land of van een ander EU-land. Het voorstel deed volgens de Commissie geen afbreuk aan de bevoegdheid van lidstaten om loonbeleid te voeren, of andere maatregelen te nemen die van invloed zijn op de werkomstandigheden. De Commissie stuurde ieder parlement dat een bezwaar had ingediend een antwoord, om te proberen een deel van de zorgen weg te nemen.
Op 1 maart 2018 bereikten onderhandelaars van de lidstaten, het Europees Parlement en de Commissie een principe-overeenkomst over de herziening van de huidige detacheringsrichtlijn. In mei 2018 ging een meerderheid van het Europees Parlement akkoord met het gewijzigde voorstel en de EU-ministers van Werkgelegenheid en Sociale Zaken gaven hiervoor op 21 juni 2018 groen licht. De uitvoering van de nieuwe regels ligt nu aan de lidstaten: binnen twee jaar moet de nationale wetgeving aan deze regels zijn aangepast.
Transportsector valt buiten de afspraken
In het wegvervoer wordt veel gebruik gemaakt van detachering en het via onderaannemers laten rijden van goedkopere chauffeurs. Vaak zijn de arbeidsvoorwaarden slecht en de werktijden erg lang. Een pakket aan maatregelen voor de transportsector bevatte ook voorstellen om deze detachering beter te regelen. De lidstaten waren onderling akkoord, maar het Europees Parlement was tegen de nieuwe regels. Het vond dat de maatregelen geen zekerheid geven dat er gelijk loon betaald wordt voor gelijk werk, en dat de rijtijden nog steeds onverantwoord lang mogen zijn.
Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen
Nederland was in Europa één van de drijvende krachten achter de herziening van de detacheringsrichtlijn. De Nederlandse regering oordeelde in een zogeheten BNC-fiche i dan ook al positief over het eerste Europese wijzigingsvoorstel.
Voorafgaand daaraan adviseerde de SER i het kabinet om "te komen tot een actieplan ‘Bevordering eerlijke arbeidsmobiliteit in de EU’ en dit nationaal en in de EU te agenderen."
De SER maakte in zijn rapport een onderscheid tussen het vrij verkeer van werknemers en het vrij verkeer van diensten i. Om misstanden rond het vrij verkeer van werknemers tegen te gaan kwam het kabinet eind 2014 met de Wet aanpak schijnconstructies i. Deze wet werd in 2015 van kracht. Om ook iets te doen aan de negatieve kanten van het vrij verkeer van diensten, adviseerde de SER het kabinet te pleiten voor herziening van de detacheringsrichtlijn. Toenmalig minister Asscher i schreef daarop samen met een zestal collega's uit lidstaten met relatief hoge lonen een brief aan eurocommissaris Thyssen i, waarin zij werd opgeroepen met nieuwe voorstellen te komen.
Eind maart 2016 gaf het kabinet in het BNC-fiche i aan het Europese voorstel als 'gewenste aanvulling' te beschouwen. Het was dan ook de Nederlandse inzet tijdens de onderhandelingen om de detacheringsrichtlijn, zoals de Commissie die voorstelde, zo ongewijzigd mogelijk aan te nemen.
- COM(2016)128 - Wijziging van Richtlijn 96/71/EG betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers met het oog op het verrichten van diensten
- Veelgestelde vragen over het wijzigingsvoorstel
- Nederlandse implementatiewet herziene detacheringsrichtlijn
- Hervorming wetgeving gedetacheerde werknemers (Europees Parlement)