Alle topinkomens aan banden leggen - Hoofdinhoud
De Partij van de Arbeid staat voor een sterke (semi-) publieke sector, waarin gemeenschapsgeld zorgvuldig wordt besteed. Juist omdat de collectieve sector wordt betaald met geld van ons allemaal, en taken vervult die essentieel zijn voor een goed leven, moeten we sober omgaan met gemeenschapsgeld.
Op aandringen van de PvdA werd eerder al het maximaal te verdienen salaris voor bestuurders van overheden, scholen, ziekenhuizen en woningcorporaties teruggebracht naar een ministersalaris. Nederland kent inmiddels de strengste wet op topinkomens in Europa. Vandaag zetten we nog een stap verder: met het nieuwe voorstel gaat het maximum niet alleen voor bestuurders gelden, maar voor alle werknemers in de (semi-)collectieve sector.
Als je het aan rechts vraagt is de beste overheid een kleine overheid. De beste ambtenaar is een ontslagen ambtenaar, en als er financiële ruimte is dan moet je maar een ding doen: de belastingen verlagen. Wij denken daar als PvdA gelukkig anders over. Veel van wat ons het meest dierbaar is komt tot stand via de collectiviteit: onderwijs, veiligheid, zorg, en het is niet voor niets dat de meest welvarende landen en de landen waar de mensen volgens allerlei onderzoek het meest gelukkig zijn, landen zijn met een stevige collectieve sector.
Daarom was het ook zo belangrijk dat we vorig jaar, nadat onder het vorige kabinet de ambtenaren veel jaren op de nullijn waren gezet, konden komen met 5% salarisverhoging (plus € 500,- eenmalig) voor alle leraren, politieagenten, gemeenteambtenaren, kortom voor de hele collectieve sector. Dat was hoog tijd.
Juist omdat de collectieve sector wordt betaald met geld van ons allemaal, en taken vervult die essentieel zijn voor een goed leven, moeten we natuurlijk ook sober omgaan met gemeenschapsgeld. Dat betekent scherp toezien dat geld rechtmatig wordt besteed, openbaarheid (de leden van het kabinet zetten sinds de start van dit kabinet hun declaraties elke maand actief online), en ook het beperken van topinkomens.
Bij het aantreden van dit kabinet mocht mijn eerste daad zijn om de wet op de normering topinkomens in te voeren. Topbestuurders in de collectieve en semicollectieve sector konden vanaf 1 januari 2014 maximaal 130 procent van het ministersalaris verdienen. Het regeerakkoord ging echter verder. Ik heb in het Staatsblad gekregen dat per 1 januari 2016 dat maximum is verlaagd naar 100 procent. Dat maakt veel uit, het hoogste inkomen daalt met € 50.000, van ongeveer € 230.000 naar € 180.000. Dat is nog steeds een hoog salaris, en de eerste ervaring met de wet normering topinkomens (wnt) laten dan ook zien dat er nog steeds zeer uitmuntende personen te vinden zijn om voor dat geld belangrijke functies te vervullen.
Vandaag zetten we nog een stap verder. Want in het regeerakkoord heeft de PvdA ook op weten te nemen dat deze maximumnorm niet alleen gaat gelden voor topbestuurders, maar in principe voor alle werknemers in de (semi-) publieke sector. Dus ook de manager in een zorginstelling, ook de ICT-specialist bij een woningbouwcorporatie, ook de ongeveer 30 (!)afdelingshoofden bij DNB die nu meer verdienen dan een minister. Er is natuurlijk een mechanisme ingebouwd dat het kabinet een enkele keer een uitzondering kan maken, maar dat moet met een apart gemotiveerd voorstel via een besluit in de Treveszaal, om te zorgen dat het echt om hoge uitzonderingen gaat. Vandaag wordt de eerste stap gezet om een ontwerp voor deze wet (we noemen hem wnt-3, wnt-2 was de verlaging van het plafond met 50.000) in consultatie te geven. Dan kan iedereen zeggen wat hij er van vindt, en zal vervolgens het kabinet het voorstel aan de Tweede Kamer aanbieden. Dat zal, net als de vorige keer met de wetten over topinkomens, nog wel discussie opleveren, omdat sommige beroepsgroepen de topinkomens liever niet beperkt zien.
Er is de afgelopen decennia naar mijn stellige overtuiging iets vreemds ingeslopen waardoor functies die voordien netjes in ambtelijke rangen verdienden (directeur van een gemeentelijk energiebedrijf) opeens CEO gingen heten en tonnen gingen verdienen. De laatste jaren draaien we dat terug, dat was hard nodig, en het blijkt niet zo te zijn dat dat tot een enorme leegloop leidt van mensen die op Wall Street het vijfvoudige gaan verdienen. Voor de kwaliteit van de publieke sector, voor het vertrouwen van mensen dat in die publieke sector goed werk wordt geleverd en sober met geld wordt omgesprongen is het goed dat we mensen fatsoenlijk betalen, sommige best hoog betalen, maar dat we aan de top de inkomens beperken.