Achtergrond: begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer - Hoofdinhoud
DEN HAAG (PDC i) - Vandaag neemt de Eerste Kamer de wetsvoorstellen tot vaststelling van de begrotingen van alle ministeries en fondsen aan. In de meeste gevallen gaat het om hamerstukken (dus zonder debat). Er worden echter wel debatten gehouden over de begrotingen van Binnenlandse Zaken (woondeel), Justitie en Veiligheid en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. En dat is opmerkelijk.
De rol van de Eerste Kamer bij begrotingen is beperkt. Al geruime tijd neemt de Eerste Kamer 'begrotingen' meestal administratief aan. Sinds de Comptabiliteitswet van 1927 kan een minister vóór aanvaarding van de nieuwe begroting al over een deel van het budget van het afgelopen jaar beschikken. Afhandeling van de begroting in de Eerste Kamer voor 1 januari van het nieuwe begrotingsjaar is daarbij niet van belang.
Dat Eerste Kamerfracties tegen een begroting stemden, kwam wel met enige regelmaat voor. Dat moet worden gezien als afkeuring van het beleid. De laatste keer dat een begroting werd verworpen was echter in 1907.
De praktijk van administratieve afdoening bestaat al sinds de jaren zeventig. Wel wordt jaarlijks een debat (algemene beschouwingen) over de miljoenennota en de gehele begroting gehouden. Tot het begin van deze eeuw werden wel beleidsdebatten over de begrotingen gehouden, maar al enige jaren gebeurt dat niet meer. Wel worden tegenwoordig soms themadebatten gevoerd, bijvoorbeeld over de staat van de rechtsstaat.
De begrotingsbehandeling bepaalde lange tijd de (jaar)agenda van de Eerste Kamer. Zij begon als regel in februari met de algemene beschouwingen en duurde meestal tot mei. Tot 1940 vergaderde de Eerste Kamer dan zelfs enkele weken vier dagen in de week (inclusief de vrijdag). Ook in die tijd was de feitelijke betekenis van het budgetrecht van de Eerste Kamer echter beperkt.
Dat de Eerste Kamer nu zelfs vóór 1 januari begrotingen bespreekt, is dus zeer opmerkelijk en past in een beeld van een zich steeds zelfbewuster en minder terughoudend opstellende Senaat.