Waarom de EU steeds weer plannen maakt ‘zonder ons iets te vragen’ - Hoofdinhoud
De EU verbiedt vanaf 2035 de verkoop van personenauto’s en bestelbusjes met een ouderwetse verbrandingsmotor. Deze maatregel is onderdeel van de ‘Fit-for-55’-afspraken waarmee de CO2-uitstoot met 55% naar beneden moet gaan, zo legt VVD-Europarlementariër Jan Huitema i uit aan Brusselse Nieuwe. Over ruim tien jaar mogen nieuwe auto’s niets meer uitstoten en dat betekent ook het einde van hybride exemplaren. Die veroorzaken immers nog steeds uitstoot.
Dit is een mooi begin van meer klimaatbeleid, zo lezen we, maar Huitema wil meer: voortgangsrapportages, energie-efficiëntie, scholing en financiering. Klinkt mooi, maar in tijden van klimaatdemonstraties willen sommige burgers simpelweg veel snellere en hardere actie. Er zijn ook tegenstanders die vinden dat het allemaal wel wat minder kan met het klimaatbeleid, zeker nu de inflatie zo hoog is. Zo komen we al snel op de vraag namens wie de EU dit klimaatbeleid eigenlijk heeft opgesteld.
Populistische partijen als PVV, JA21 en de SP verwijten de EU vaak besluiten te nemen die ondemocratisch zijn. Het is een beeld wat regelmatig weerklank vindt. Zou een referendum onder Nederlandse burgers draagvlak laten zien om verbrandingsmotoren af te schaffen? De kans is groot dat de meningen verschillen en dat iedereen die kritiek heeft op de Europese voorstellen dezelfde vraag stelt: er is toch nooit om onze mening gevraagd? Waarom komen die maatregelen er dan?
Gevoel en verstand
In deze discussie botsen gevoel en verstand. Laten we er de regels, organisatie en structuur van de EU bijhalen. Europese landen hebben verdragen gesloten om met elkaar samen te werken. Dat is wat we inmiddels de Europese Unie zijn gaan noemen. De parlementen van de EU-lidstaten hebben ooit ja gezegd tegen deze afspraken en dus zijn deze democratisch tot stand gekomen. De parlementen wisten vooraf aan welke nieuwe regels hun landen zich moesten gaan conformeren.
Maar dat is alleen de verstandelijke kant. Het gevoel van critici zegt vaak iets anders. Niet alleen zijn die verdragen te lang geleden gesloten en hebben we er recent niet meer over gediscussieerd, het was vooraf ook niet duidelijk waar die afspraken precies toe zouden leiden. Hadden we destijds wel kunnen weten dat de EU op zoveel beleidsterreinen zo dominant zou worden? Hadden de parlementariërs er wel mee ingestemd als we dat allemaal van tevoren hadden geweten? Willen we niet eigenlijk iets anders?
Het zou helpen als je zou weten dat je EU-besluiten – zoals die over de verbrandingsmotor – wel degelijk kunt beïnvloeden. Er doemt wel een probleem op: Europese instellingen zijn niet hetzelfde als Nederlandse. Ze heten en functioneren anders en dus ligt verwarring op de loer: waar moet je aankloppen als je met je ouderwetse verbrandingsmotor wilt blijven rijden? Moet je naar de Europese Commissie i, het Europees Parlement i, de Europese Raad i of de Raad van Ministers i? Of moet je een lobbyist inhuren?
Te veel retourtjes
De EU heeft geen gebrek aan mogelijkheden om het beleid te beïnvloeden, maar een enorm overschot. De Tweede Kamer kan een motie aannemen waarmee de minister in Brussel aan een bepaald standpunt gebonden is. Europarlementariërs worden door de bevolking gekozen en hebben vaak een beslissende stem of wetgeving überhaupt tot stand komt. Lokale overheden hebben een eigen adviesorgaan, net als werkgevers en werknemers en ook bedrijven zitten in alle beleidsfasen aan tafel.
Vreemd dus dat het beeld dat Brussel beleid maakt zonder iemand iets te vragen zo hardnekkig is en weerklank vindt. Het probleem laat zich raden: al deze mogelijkheden tot invloed zijn fysiek ver weg, journalisten hebben er nauwelijks aandacht voor en vaak zijn onderhandelingen besloten. Beleidsbeïnvloeding namens burgers of namens anderen vindt continu plaats, maar niet in de openbaarheid en al helemaal niet in het nieuws, waardoor al snel het idee ontstaat dat de EU naar niemand luistert.
In Retourtje Brussel kijk ik met Mendeltje van Keulen naar al deze ‘retourtjes’: Nederlanders die naar Brussel gaan om aan Europa te werken en ‘Nederlandse standpunten te bepleiten’, om vervolgens weer terug te komen om nieuwe meningen op te halen. Er staat vrijwel nooit een schijnwerper op hun werk, waardoor breed het idee lijkt te zijn ontstaan dat de EU een eigen leven is gaan leiden, terwijl eerder het omgekeerde het geval is. Het probleem is dat er te veel deuren zijn om op te kloppen, niet dat niemand wil luisteren.
Je hoeft slechts te weten dat al die opties daadwerkelijk bestaan.
Chris Aalberts en Mendeltje van Keulen, "Retourtje Brussel. Hoe Nederlanders werken aan de Europese Unie." Den Haag, Boom Bestuurskunde, 2022