Kabinetsformatie 1922

Met dank overgenomen van Parlement.com.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1922 i verkreeg het zittende kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I i een meerderheid. Desalniettemin stuurden de coalitiepartijen (Katholieken i, ARP i en CHU i) aan op een nieuwe formatie. Koningin Wilhelmina i drong op haar beurt aan op het beschikbaar stellen van de portefeuilles, wat sindsdien gebruikelijk is na verkiezingen ongeacht de uitslag (Conventie van 1922).

De koningin benoemde vervolgens D.J. de Geer i (CHU) tot formateur. De Katholieken maakten echter snel duidelijk dat zij alleen een kabinet onder leiding van de katholieke premier Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck i zouden steunen. Ruijs de Beerenbrouck kreeg vervolgens de opdracht een kabinet te formeren. Belangrijke onderwerpen in de onderhandelingen waren de financiën, een ontwerp-Vlootwet en het gezantschap bij de Heilige Stoel. Op 11 september werd het kabinet-Ruijs de Beerenbrouck II i bestaande uit Katholieken, ARP en CHU benoemd.

1.

Overzicht

datum

wat

wie

tot en met

dagen

5 juli 1922

Tweede Kamerverkiezingen i

     

19 juli 1922

benoeming formateur

D.J. de Geer i

22 juli 1922

4

22 juli 1922

benoeming formateur

Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck i

8 september 1922

49

18 september 1922

beëdiging ministers

Koningin Wilhelmina i

30 juni 1925

1017

2.

Verloop van de formatie

Verkiezingsuitslag

Bij de verkiezingen van 1918 i hadden de Katholieken, ARP en CHU nog precies 50 van de 100 zetels. Vier jaar i later groeide dit – mede dankzij invoering van het vrouwenkiesrecht – naar 59, waarvan 32 voor de Katholieken, 16 voor ARP en 11 voor CHU. Aan rechterzijde won daarnaast de SGP voor het eerst een zetel. De partij was zeer kritisch op protestantse samenwerking met de Katholieken.

Beschikbaarstelling van portefeuilles

Op basis van de verkiezingsuitslag had het kabinet besloten de portefeuilles niet beschikbaar te stellen, zoals in 1909 ook was gebeurd bij het kabinet-Heemskerk i (1908-1913). Met het beschikbaarstellen van portefeuilles zou de koningin op zoek kunnen gaan naar een nieuw kabinet. Het opstellen van het regeerprogramma en schuiven met portefeuilles kon volgens het kabinet zonder deze beschikbaarstelling. Het kabinet werd daarin gesteund door de fractieleider W.H. Nolens i van de Katholieken.

Koningin Wilhelmina vermoedde echter dat de fracties van ARP en CHU dit niet zagen zitten, omdat de protestanten graag weer een niet-katholieke premier wilden. De Katholieken leverden immers ook al zowel de Eerste als Tweede Kamervoorzitter. Partijleiders J. Schokking i (CHU) en H. Colijn i (ARP) gaven dit inderdaad aan bij hun bezoek aan de koningin.

Dit bracht de koningin in een lastige positie, omdat zij neutraal wilde blijven. Zij maakte aan Ruijs de Beerenbrouck duidelijk dat alleen het kabinet voor het besluit verantwoordelijk was. De cryptische bewoordingen brachten premier Ch.J.M. Ruijs de Beerenbrouck i in verwarring. Hij vroeg vervolgens de adviezen aan de koningin op, waarvoor zij vervolgens toestemming vroeg aan de betrokkenen. Daaruit bleek dat Schokking en Colijn voor beschikbaarstelling van portefeuilles hadden gepleit. Het kabinet besloot op basis daarvan toch de portefeuilles beschikbaar te stellen op 18 juli.

Formateur De Geer

Wilhelmina werd eerst geadviseerd Colijn te vragen als formateur, maar ze wist dat dat op bezwaren zou stuiten van de Katholieken waardoor Colijn de opdracht niet zou accepteren. In plaats daarvan vroeg ze op 19 juli de minister van Financiën D.J. de Geer i (CHU). Hij werd in het geheim benoemd tot formateur, zonder zijn eigen partij te informeren. Zijn taak was nog niet om een kabinet te formeren, maar om te verkennen hoe men op De Geer zou reageren (te vergelijken met wat tegenwoordig een informateur doet).

Uit de gesprekken met Colijn en Nolens bleek al vrij snel dat er geen steun was voor een kabinet onder De Geer. De Katholieken waren verontwaardigd dat hun zittende premier werd gepasseerd. Al na drie dagen moest De Geer zijn informatiepoging opgeven. Niet alleen de Katholieken waren gefrustreerd: met name de CHU had kritiek, zowel op De Geer die niet met hen overlegd had als op de Katholieken en ARP die hun kandidaat niet steunden.

Formateur Ruijs de Beerenbrouck

Op 22 juli benoemde de koningin Ruijs de Beerenbrouck als formateur. Hij vroeg een aantal zittende ministers om aan te blijven (P.J.M. Aalbertse i, H.A. van Karnebeek i, J.J.C. van Dijk i, Th. Heemskerk i en J.Th. de Visser i). De rest werd vervangen.

Met de fracties van ARP, CHU en de Katholieken trad Ruijs de Beerenbrouck in overleg over steun. Hij stuurde op 1 augustus een regeerprogramma naar de fracties, waar zij op reageerden. De twee belangrijkste discussiepunten waren het Nederlandse gezantschap bij de Paus en de introductie van een Vlootwet ter bescherming van Nederlands-Indië. De Katholieken wilden het gezantschap behouden, terwijl de CHU en ARP het wilden afschaffen en de vrijheid wilden hiervoor een amendement in te dienen (wat door de liberalen een meerderheid kon krijgen).

De ARP en CHU waren daarnaast voor de Vlootwet, terwijl de Katholieken terughoudend waren vanwege de hoge kosten. Een beslissing over de Vlootwet werd uitgesteld in afwachting van nader onderzoek. Een compromis over het gezantschap werd pas bereikt nadat Ruijs de Beerenbrouck gedreigd had met het teruggeven van zijn opdracht. CHU en ARP zouden zelf geen amendement voor afschaffing mogen indienen, maar wel meestemmen als anderen een voorstel indienden.

Net als vier jaar eerder dreigde de formatie opnieuw in gevaar te komen door het ministerie van Financiën. De kandidaat voor het ministerie, De Geer, weigerde akkoord te gaan met de hoge uitgaven voor een Vlootwet. Dit werd echter opnieuw opgelost door te wachten op het advies van een commissie hierover.

Het constituerend beraad i vond plaats op 8 september. Drie dagen later benoemde de koningin, die op dat moment in Stockholm verbleef, de ministers. Pas op 21 september, na terugkeer van de koningin, werden zij officieel beëdigd.*

Het geschil over de Vlootwet leidde uiteindelijk tot de vlootwetcrisis, die resulteerde in de val van het kabinet. Aangezien er geen nieuw kabinet gevormd kon worden, bleef het zittende kabinet in functie. Het conflict over het gezantschap vormde geen obstakel voor dit kabinet, maar zorgde wel voor de val van het daaropvolgende kabinet-Colijn I i tijdens de Nacht van Kersten i in 1925.

 

  • hierdoor werd de opening van de zitting van de Staten-Generaal door de minister-president bijgewoond door twee nog niet-beëdigde ministers.

3.

Betrokken personen

Formateurs

De onderhandelaars

De vaste adviseurs van de koningin

 

Meer over